ECLI:NL:RBROT:2015:409
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een overbruggingsuitkering AOW op basis van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een overbruggingsuitkering op basis van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (TRO) had aangevraagd, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, die deze aanvraag had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eisers inkomsten te hoog waren. Eiser ontving wel een partneruitkering van € 257,70 bruto. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 januari 2014, waarin het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 11 april 2013 65 jaar werd en dat hij per 11 mei 2013 een AOW-pensioen ontving. De rechtbank heeft de hoogte van de overbruggingsuitkering beoordeeld aan de hand van de TRO, die bepaalt dat de bruto-overbruggingsuitkering in beginsel € 797,96 bedraagt, maar dat het inkomen van eiser in mindering moet worden gebracht. De rechtbank heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de door verweerder vastgestelde inkomensgegevens van eiser, die in april en mei 2013 respectievelijk € 2.412,25 en € 978,71 bedroegen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser geen recht heeft op de overbruggingsuitkering, omdat zijn inkomen te hoog was. Eiser's argumenten over de hoogte van de uitkering en discriminatie van pensioengerechtigden werden verworpen. De rechtbank oordeelde dat de TRO geen ernstige gebreken vertoonde en dat de toepassing ervan in het geval van eiser geen onaanvaardbare gevolgen had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.