ECLI:NL:RBROT:2015:3597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
470465 / HA RK 15-164
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindbeslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2015 een wrakingsverzoek van een verzoeker buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 22 februari 2015, na een eindbeslissing van de rechter op 19 februari 2015, waardoor de behandeling van de zaak was geëindigd. De verzoeker had eerder een verzoek ingediend in een andere procedure, die als kenmerk 3351261 VZ VERZ 14-10831 droeg, en had op 19 februari 2015 een afwijzende beschikking ontvangen van de rechter, mr. B.P.M. Weusten, die in deze zaak betrokken was.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de behandeling van de zaak. De wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, stelt dat een rechter gewraakt kan worden zolang hij of zij nog betrokken is bij de zaak. Aangezien de rechter al een einduitspraak had gedaan, was het doel van de wraking niet meer te bereiken.

De beslissing om het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. W.J.J. Wetzels en mr. E.D. Rentema. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij ook de griffier J.A. Faaij aanwezig was. Deze beslissing benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van wrakingsverzoeken en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden ingediend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 470465 / HA RK 15-164
Beslissing van 4 maart 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. B.P.M. Weusten, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht,
team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

De rechter heeft op het door verzoeker ingediende verzoek ex artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op 19 februari 2015 een afwijzende beschikking gegeven. Die procedure draagt als kenmerk 3351261 VZ VERZ 14-10831.
Bij brief van 22 februari 2015 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de hiervoor genoemde beschikking.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het e-mailbericht met bijlagen van verzoeker, gedateerd 25 februari 2015.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij de beschikking van 19 februari 2015 heeft de rechter in de hiervoor omschreven verzoekschriftprocedure een beslissing gegeven. Die beschikking is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 22 februari 2015 en derhalve na de uitspraak van voormelde beschikking ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, laatste volzin, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank buiten behandeling worden gesteld.

3.De beslissing

stelt het verzoek tot wraking van mr. B.P.M. Weusten wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en
mr. E.D. Rentema, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2015 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. B.P.M. Weusten
- mr. G.H. Sjobbema