1.2.Op 3 mei 2013 is bij het Bureau Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een melding binnengekomen van de politie Rotterdam. Uit deze melding volgt onder meer dat eiser tweemaal is gecontroleerd, waarbij hij dan wel zijn gezelschap in het bezit was van een gebruikershoeveelheid softdrugs, dat eiser is gecontroleerd in een auto die op naam staat van een verdachte in een politieonderzoek naar autodiefstallen en dat met het op naam van eiser staande telefoonnummer is gebeld naar deze verdachte. Ook zou een aantal van de in dit politieonderzoek aangehouden verdachten gedetineerd zijn geweest in de PI Krimpen aan den IJssel. Dit vormde voor het Bureau Integriteit van de DJI reden voor nader onderzoek.
Op 7 mei 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, [medewerker 2], hoofd afdeling Veiligheid, en [medewerker 3], personeelsadviseur.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van verweerder dat eiser de volgende verwijten kunnen worden gemaakt:
a. het op 15 september 2012 in het bezit zijn van hasj, een softdrug die voorkomt op Lijst II en waarvan het bezit strafbaar is gesteld in artikel 3, aanhef en onder c, van de Opiumwet;
b. het regelmatig gebruiken van softdrugs (een joint);
c. het niet melden van het feit dat hij twee keer is gecontroleerd door de politie, te weten in de nacht van 15 op 16 september 2012 en op 13 december 2012;
d. het niet melden dat hem bekend was dat één van zijn vrienden, [persoon], een strafbaar feit had gepleegd, namelijk het mishandelen van zijn ex-vrouw;
e. het niet melden dat de vader van zijn vriendin was gedetineerd in een PI;
f. het feit dat vijf keer met de telefoon van eiser is getelefoneerd naar [verdachte], hoofdverdachte in een politieonderzoek naar diefstallen van auto’s;
g. het feit dat uit het politieregister naar voren is gekomen dat eiser betrokken is geweest bij valse kentekenplaten en een woninginbraak, wat hij niet heeft gemeld aan zijn leidinggevende.
Verweerder is van mening dat een onherstelbaar verstoorde werkrelatie is ontstaan. Het in eiser gestelde vertrouwen is dusdanig geschaad dat er geen kans op een vruchtbare samenwerking meer bestaat. Eiser is zich er onvoldoende van bewust dat een medewerker van een PI verdachte situaties moet vermijden en zich niet in kringen moet begeven waarin zich mogelijk criminele activiteiten voordoen. Zou dit toch buiten eisers schuld voorkomen, dan dient hij dit, volgens verweerder, te allen tijde te melden.
3. Op grond van artikel 99, eerste lid, van het ARAR kan aan de ambtenaar in vaste dienst ook op andere gronden dan die in artikel 98 zijn geregeld of waarnaar in dat artikel wordt verwezen, ontslag worden gegeven. Dat ontslag wordt eervol verleend. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; bijvoorbeeld de uitspraak van 25 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY1275) kan aan een ontslaggrond als deze ook toepassing worden gegeven in het geval van onherstelbaar verstoorde verhoudingen.