Meer subsidiair stelt Woonstad dat sprake is van misbruik van recht dan wel meent zij dat huurder ten onrechte een beroep doet op de huurbescherming, omdat het hem alleen te doen zou zijn om het verkrijgen van een verhuiskostenvergoeding.
Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het beroep op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter neemt aan dat Woonstad hierop doelt.
In de gegeven situatie moet worden vastgesteld dat alle partijen bij het aangaan van de huurovereenkomst de bedoeling hebben gehad tijdelijk te huren in afwachting van de ontruiming van het gehuurde om te gaan slopen of renoveren. In deze zaak is dat des te meer evident omdat de woningen in het complex niet meer werden verhuurd als zij na een huuropzegging werden ontruimd, met het oog op de sloop of renovatie. De leeggekomen woningen bleken te worden gekraakt en dat leverde overlast op voor de achtergebleven huurders en de andere bewoners in de straat. Na het ontruimen van de krakers zijn er afspraken gemaakt met een deel van de ‘goede’ krakers over de bewoning van de woningen. Woonstad had daarbij belang om opnieuw kraken te voorkomen en de leefbaarheid in de straat in stand te houden. De mensen die een huurcontract kregen hadden daarbij belang omdat het gehuurde zich op een zeer goede locatie pal naast het stadscentrum bevindt en omdat de huurprijs zeer laag zou zijn. Ook is duidelijk geworden dat de huurders in die zin een bijzondere groep vormen dat zij bereid zijn geweest de woningen zelf bewoonbaar te maken en te houden. Het ging om jonge mensen met een creatieve achtergrond die heel goed in staat en bereid waren om op deze wijze hun huisvesting vorm te geven.
Dat het de bedoeling was om tijdelijk te huren en dat het de bedoeling was om weer naar elders te verhuizen wanneer de sloop of renovatie zou beginnen was bij aanvang van de overeenkomst eveneens duidelijk, gelet op hetgeen partijen hebben verklaard tijdens de gehouden comparitie van partijen.
Na twee jaar is geen nieuwe overeenkomst voor bepaalde tijd aangegaan en de vraag is of dat iets wijzigt aan de bedoeling die partijen hadden bij het aangaan van de overeenkomst. De kantonrechter meent dat er geen reden is om dat aan te nemen. Het is immers niet gesteld of gebleken dat de plannen om te slopen of renoveren zijn gewijzigd. Niet is gesteld dat daarover iets is meegedeeld. Het is met andere woorden steeds duidelijk gebleven dat de huur tijdelijk was in afwachting van de sloop of renovatie. Er is althans geen enkele reden om aan te nemen dat in die verwachting iets is gewijzigd. Daarbij komt dat de huurders onder zeer bijzondere omstandigheden een huurovereenkomst aangeboden hebben gekregen. Allereerst is een bijzonder lage huurprijs afgesproken. Aannemelijk is dat de huurders zelf voor onderhoud hebben zorg moeten dragen, maar dat neemt niet weg dat de huurprijs zeer laag is te noemen. Dit wijst niet op een duurzame huurrelatie. Dat de woningen in een slechte staat verkeren is evident en niet betwist door de huurders. Dat Woonstad beoogt de renovatie van het complex nu op korte termijn te doen realiseren is eveneens duidelijk geworden. Dat deze renovatie niet bepaald op een traditionele wijze vorm wordt gegeven maakt dat niet anders.
Gelet op deze omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat het beroep van de huurder op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Dit betekent dat de gevorderde beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde worden toegewezen op de meer subsidiaire grond. Bij het toewijzen van de verklaring voor recht heeft Woonstad geen belang. Dat de rechter de beëindiging toestaat omdat het beroep op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is vormt weliswaar de grond voor de genomen beslissing, maar niet is in te zien welk belang Woonstad heeft om dat in een verklaring voor recht te willen zien vastgelegd.