ECLI:NL:RBROT:2015:3507
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.A. Schreuder
- B. van Velzen
- M.A. Voskamp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag algemene bijstand wegens vermeende gezamenlijke huishouding tussen zussen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.A.C. Brouwer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb), welke door verweerder was afgewezen op de grond dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar zus. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar zus op het moment van de aanvraag hun hoofdverblijf deelden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat er sprake was van wederzijdse zorg, zoals vereist voor een gezamenlijke huishouding. De rechtbank heeft de argumenten van verweerder, die onder andere berustten op het feit dat de zussen een gezamenlijke slaapkamer gebruikten en gezamenlijke producten voor persoonlijke verzorging deelden, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van wederzijdse zorg, aangezien eiseres geen huur of kostgeld betaalde en er geen significante financiële verstrengeling was.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld, vastgesteld op € 980,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.