Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
[bewindvoerdersbureau],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een huurster die onder bewind is gesteld. Woonstad vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand van meer dan acht maanden. De huurster, die niet verschenen was, had eerder een huurovereenkomst afgesloten met Woonstad voor een woning in Lelystad, maar was in gebreke gebleven met het betalen van de huur. Ondanks diverse aanmaningen en eerdere incassoprocedures, bleef de huurachterstand oplopen tot een totaal van € 4.496,11, exclusief bijkomende kosten.
De huurster had verweer gevoerd tegen de ontbinding en ontruiming, waarbij zij haar persoonlijke omstandigheden aanvoerde, waaronder haar status als alleenstaande moeder en haar gezondheidsproblemen. De kantonrechter oordeelde echter dat de hoogte van de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter wees erop dat het betalen van huur een essentiële verplichting is en dat de persoonlijke omstandigheden van de huurster, hoe vervelend ook, niet voldoende waren om de ontbinding te weerleggen.
De kantonrechter heeft de vordering van Woonstad toegewezen en de bewindvoerder van de huurster veroordeeld om binnen 14 dagen het gehuurde te ontruimen. Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct actie kan ondernemen om de ontruiming te effectueren, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.