ECLI:NL:RBROT:2015:2448

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
KTN-3310773
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde door beschermingsbewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een huurster die onder bewind is gesteld. Woonstad vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand van meer dan acht maanden. De huurster, die niet verschenen was, had eerder een huurovereenkomst afgesloten met Woonstad voor een woning in Lelystad, maar was in gebreke gebleven met het betalen van de huur. Ondanks diverse aanmaningen en eerdere incassoprocedures, bleef de huurachterstand oplopen tot een totaal van € 4.496,11, exclusief bijkomende kosten.

De huurster had verweer gevoerd tegen de ontbinding en ontruiming, waarbij zij haar persoonlijke omstandigheden aanvoerde, waaronder haar status als alleenstaande moeder en haar gezondheidsproblemen. De kantonrechter oordeelde echter dat de hoogte van de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter wees erop dat het betalen van huur een essentiële verplichting is en dat de persoonlijke omstandigheden van de huurster, hoe vervelend ook, niet voldoende waren om de ontbinding te weerleggen.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonstad toegewezen en de bewindvoerder van de huurster veroordeeld om binnen 14 dagen het gehuurde te ontruimen. Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct actie kan ondernemen om de ontruiming te effectueren, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3310773 CV EXPL 14-38330
uitspraak: 3 april 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Stichting Woningbedrijf Rotterdam en Stichting De Nieuwe Unie,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Maas-Delta gerechtsdeurwaarders,
tegen
[naam bewindvoerster],
h.o.d.n.
[bewindvoerdersbureau],
in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder ex artikel 1:431 BW van
[huurster],
gevestigd te Lelystad,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als Woonstad en [bewindvoerdersbureau].

1.Het verloop van het proces

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
- het exploot van dagvaarding van 31 juli 2014, met producties;
- de aantekeningen van de mondelinge conclusie van antwoord;
- de aanvullende conclusie van antwoord, met bijbehorende producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- de rolbeslissing van deze rechtbank d.d. 16 januari 2015;
- het herstelexploot/hernieuwde oproeping d.d. 26 januari 2015
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Woonstad en[huurster] hebben een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) afgesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde).
2.2
De huur bedraagt thans € 488,16 per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.

3.Het geschil

3.1
Woonstad heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen haar en [huurster] te ontbinden en [huurster] te veroordelen het gehuurde te verlaten en te ontruimen onder afgifte van sleutels en het gehuurde ter vrije en algehele beschikking te stellen van Woonstad, met veroordeling van [huurster] om aan Woonstad te betalen € 4.496,11 aan huurachterstand berekend over de periode vanaf 1 april 2013 tot en met oktober 2014, € 636,22 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 5,60 aan tot de dagvaarding verschenen rente, in totaal € 4.649,77, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.007,95 vanaf de dag der dagvaarding en € 488,16 -of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging is toegestaan- per maand aan huur vanaf 1 november 2014 tot aan het tijdstip van ontruiming van de huurovereenkomst en [huurster] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt Woonstad, naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven – het navolgende ten grondslag.
[huurster] is, ondanks diverse aanmaningen, in gebreke gebleven met tijdige voldoening van de huur. Vanwege het betalingsverzuim is wettelijke rente verschuldigd.
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning met nevenvorderingen is gegrond op de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [huurster] in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst.
Door het betalingsverzuim van [huurster] zag Woonstad zich genoodzaakt haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde. Zij vordert als tegemoetkoming in de door haar verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten een bedrag ad € 636,22 op grond van de op de huurovereenkomst toepasselijke voorwaarden, dan wel ingevolge de wet.
3.3
[huurster] heeft de huurachterstand erkend, maar heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde ontbinding en ontruiming met een beroep op haar bijzondere persoonlijke omstandigheden. Zij heeft gesteld dat zij een alleenstaande moeder is die waarschijnlijk lijdt aan darmkanker en die grote financiële problemen heeft. Haar problematische schuldensituatie en de betalingsonmacht zijn buiten haar wil om ontstaan. Bij ontbinding en ontruiming komen [huurster] en haar dochter op straat te staan nu zij geen andere familieleden hebben. Dit is pedagogisch gezien onverantwoord richting haar dochter en brengt het recht op family life in gevaar.
[huurster] kan een bedrag van € 50,00 maandelijks aflossen op de huurachterstand.
De gevorderde ontbinding en ontruiming dienen voorwaardelijk toegewezen te worden onder de voorwaarde van voorgestelde betalingsregeling.

4.De beoordeling van de vordering

4.1
[huurster] is bij beschikking van deze rechtbank van 23 september 2014, derhalve na het uitbrengen van de dagvaarding tegen [huurster], onder bewind gesteld met benoeming van [naam bewindvoerster]van [bewindvoerdersbureau] te Lelystad als bewindvoerster. Als gevolg van het bewind is [huurster] processueel onbekwaam geworden. Uit de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:525) volgt dat Woonstad [bewindvoerdersbureau] (in hoedanigheid van bewindvoerder) in rechte dient te betrekken in een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed.
De uit de huurovereenkomst voorvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW en daarom dient de bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure als de onderhavige. Het huurrecht betreft weliswaar een niet overdraagbaar vermogensrecht, maar kan toch worden aangemerkt als een vermogensrecht in de zin van artikel 3:6 BW omdat het de huurder-rechthebbende materieel voordeel beoogt te verschaffen.
Woonstad heeft, na daartoe bij rolbeslissing van 16 januari 2015 in de gelegenheid te zijn gesteld, [bewindvoerdersbureau] als bewindvoerder van [huurster] opgeroepen om voor [huurster] voort te procederen. [bewindvoerdersbureau] is niet in de procedure verschenen.
Ondanks dat zal de kantonrechter dit vonnis wijzen tegen de bewindvoerder q.q. als formele procespartij, nu [huurster] in de loop van de procedure door haar onder bewindstelling onbekwaam is geworden zelf (verder) te procederen.
4.2
De hoogte van de betalingsachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurover-eenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Ingevolge artikel
6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortschietende partij aantoont dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het (op tijd) betalen van huur is een van de essentiële verplichting voortvloeiende uit de huurovereenkomst voor de huurder. In de onderhavige zaak is sprake van een tekortkoming van [huurster], immers bij dagvaarding bestond een huurachterstand van meer dan acht maanden, die nadien verder is opgelopen. Daarnaast heeft Woonstad onbetwist gesteld dat zij ter zake van huurachterstand van [huurster] reeds zesmaal eerder een vordering ter incasso uit handen heeft gegeven, in de afgelopen jaren reeds vijfmaal eerder vonnis is gewezen en tweemaal ontruiming van het gehuurde aan [huurster] is aangezegd. De door [huurster] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, hoe vervelend deze voor [huurster] ook zijn, leiden tegen de achtergrond van het voorgaande niet tot de conclusie dat de ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd is. De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen.
4.3
[huurster] heeft aangeboden de achterstand middels een regeling af te lossen, maar de kantonrechter is gelet op hetgeen bepaald is in artikel 6:29 BW niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder toestemming van Woonstad, welke toestemming in deze procedure niet is gegeven.
4.4
Op grond van de huurovereenkomst tussen partijen dient de huur voor de eerste van de nieuwe maand voldaan te zijn. De wet bepaalt dat als de huurder niet voor dit overeengekomen tijdstip betaald heeft, hij direct in verzuim is, dus ook zonder voorafgaande ingebrekestelling. De wet bepaalt ook dat een huurder die in verzuim is met zijn huurbetaling hierover de wettelijke rente verschuldigd is. De wettelijke rente zal op de hierna vermelde wijze worden toegewezen.
4.5
Woonstad maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim van gedaagde na 30 juni 2012 is ingetreden en voldoende gebleken is dat voldaan is aan de vereisten van dat Besluit, zodat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar is.
4.6
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [bewindvoerdersbureau], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [huurster], worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst en veroordeelt [bewindvoerdersbureau] in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [huurster] om binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [huurster] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
veroordeelt [bewindvoerdersbureau] in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [huurster] om aan Woonstad te betalen € € 4.496,11 aan huurachterstand tot en met oktober 2014, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 1 april 2013 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [bewindvoerdersbureau] in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [huurster] om aan Woonstad met ingang van de maand november 2014 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt een bedrag van € 488,16 -of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging is toegestaan- per maand te betalen;
veroordeelt [bewindvoerdersbureau] in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [huurster] om aan Woonstad te betalen € 636,22 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [bewindvoerdersbureau] in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [huurster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 557,77 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745