ECLI:NL:RBROT:2015:2298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
ROT 14/5178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door het aanbieden van een niet geschikt varken voor transport

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.J.E. Stassen, en de Staatssecretaris van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr.ing. H.D. Strookman. Eiseres kreeg een boete van € 1.500 opgelegd wegens een overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). De overtreding bestond uit het aanbieden van een varken voor export dat niet geschikt was voor transport, omdat het dier niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen. Dit werd vastgesteld door een toezichthoudend dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die op 24 juli 2013 een ernstig gewond varken ter keuring kreeg aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de toezichthoudend dierenarts zwaar weegt en dat de bevindingen in het boeterapport voldoende gemotiveerd zijn. Eiseres voerde aan dat het boeterapport onvoldoende grond biedt voor de opgelegde boete, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om aan de juistheid van het boeterapport te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat eiseres artikel 9 van de Regeling dierenvervoer 2007 had overtreden en dat de opgelegde boete terecht was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 14/5178

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen,
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken, daaronder begrepen diens rechtsvoorganger, verweerder,
gemachtigde: mr.ing. H.D. Strookman.

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 1.500 vanwege een overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd).
Bij besluit van het 4 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [bestuurder], bestuurder van de enig aandeelhouder van eiseres. De gemachtigde van eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres een boete opgelegd omdat eiseres een varken aanbood voor de export, en daarmee verder transport, dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport omdat het dier niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Volgens verweerder is daarmee het dierenwelzijn gecompromitteerd en heeft eiseres artikel 9 van de Regeling dierenvervoer 2007, gelezen in samenhang met artikel 3 en 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Verordening (EG) 1/2005 (hierna: de Transportverordening) overtreden.
2. Eiseres voert aan dat het boeterapport onvoldoende grond biedt om een boete op te leggen. Volstaan wordt met de mededeling dat sprake is van een verdikking en oud letsel. Waarom het letsel ouder dan twee dagen zou zijn wordt niet aangegeven. Daarnaast is het boeterapport niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt. Bovendien vormt het feit dat de dieren zich zelfstandig konden voortbewegen een sterke aanwijzing dat de verwonding tijdens het transport is ontstaan. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat het dier juist apart van de andere dieren is aangeboden aan de dierenarts.
3. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het boeterapport dat op 21 augustus 2013 is opgemaakt door een toezichthoudend dierenarts, werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder beschrijft in het boeterapport dat hij op
24 juli 2013 aanwezig was op de vestiging van eiseres en daar een varken met een ernstige verdikking ter hoogte van het kogelgewricht van de linkervoorpoot, zeer waarschijnlijk ten gevolge van een uitgebreide ontsteking, ter keuring kreeg aangeboden. Volgens het vervoersdocument was dit varken op 23 juli 2013 op het bedrijf van [naam] te [plaats] opgeladen en dezelfde dag gelost op de vestiging van eiseres. Volgens de toezichthouder lag het dier gezamenlijk met andere dieren in een hok en werd bij het lopen de linkerpoot van het dier niet tot nauwelijks belast om pijn bij volledige belasting te vermijden. De toezichthouder beschrijft verder dat hij bij nader onderzoek van de poot onder de blauwverkleuring van de huid (door het aanbrengen van merkspray) ter hoogte van de verdikking een wond zag en tevens enige mate van weefselverval van de spieren (spieratrofie) van de linkerschouder zag. Volgens de toezichthouder wijst dit alles erop dat de afwijking minimaal twee dagen vóór het transport is ontstaan en zal het varken door het transport en de verplaatsingen van het vervoermiddel noodzakelijkerwijs de poot meer hebben moeten belasten, wat extra lijden voor dit dier heeft veroorzaakt. Bij het boeterapport zijn foto’s van het varken gevoegd.
4. Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het CBb) heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 30 september 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:372) weegt de verklaring van een toezichthoudend dierenarts in beginsel zwaar en mag hetgeen in de verklaring is vastgelegd voor juist worden gehouden, indien daarin duidelijk is gemotiveerd waarom sprake is van een dier dat niet geschikt is voor transport. Dat de geneeskundige verklaring niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt, brengt niet met zich dat niet mag worden uitgegaan van de juistheid van de daarin opgenomen bevindingen. Gelet op de verklaringen van de toezichthouder in het boeterapport en de daarbij gevoegde foto’s, staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast dat het varken dat eiseres aanbood voor transport, niet geschikt was voor transport. De conclusie van de inspecteur is voldoende gemotiveerd in het boeterapport waarin is beschreven dat het varken een ernstige verdikking en een wond had aan de linkerpoot en deze poot niet tot nauwelijks belastte en dat sprake was van spieratrofie van de linkerschouder. Eiseres heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die de rechtbank doen twijfelen aan de inhoud van de verklaring en conclusie van de toezichthoudend dierenarts. De enkele stellingen van eiseres dat het dier zich zelfstandig kon voortbewegen en dat de verwonding ook tijdens het transport kan zijn ontstaan, zijn hiertoe onvoldoende. Van belang is of het dier zich niet alleen zelfstandig maar ook pijnloos kon voortbewegen en daarvan is gelet op de beschrijvingen in het boeterapport niet gebleken.
5. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het dier apart van de andere (gezonde) dieren ter keuring door de dierenarts is aangeboden, overweegt de rechtbank dat eiseres dit pas op de zitting naar voren heeft gebracht en dat dit te laat is. Gezien het verwijt dat verweerder eiseres maakt, had het voor de hand gelegen dat eiseres dit in een eerder stadium had aangevoerd. Overigens correspondeert dit betoog van eiseres niet met het boeterapport waarin de inspecteur beschrijft dat het dier onderdeel uitmaakte van een grotere groep van dieren en gezamenlijk met andere dieren in een hok lag en dat het dier niet was uitgeselecteerd door eiseres en tijdens de keuring aan de klep in de grote groep werd aangeboden voor export.
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht vastgesteld dat eiseres een varken aanbood voor transport dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport omdat het dier niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Daarmee heeft eiseres artikel 9 van de Regeling dierenvervoer 2007, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening overtreden.
6. Op grond van artikel 2, tweede lid en Bijlage 1 van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd was verweerder bevoegd eiseres voor deze overtreding een boete van € 1.500 op te leggen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen of van boeteoplegging had moeten afzien.
7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.