3.4.3Eiseres betwist verder de post “verrekening met reserves (w.o. stortingen en beschikkingen)” die op de Excelsheet staat vermeld. Hetgeen eiseres in dit kader aanvoert, namelijk dat er € 326.024,- minder aan de reserves dient te worden gedoteerd is juist, maar baat haar verder niet, omdat dit ook zo heeft plaatsgevonden. Zoals verweerder in zijn nadere stuk van 17 november 2014 uiteen heeft gezet bestaat de post “overige indirecte lasten” in het overzicht uit dotaties aan reserve en voorziening. Uit de Excelsheet waar deze post nader is gespecificeerd volgt dat deze post een optelling is van € 1.360.426,- (reserve) en € 995.845,- (voorziening) minus € 326.024,- (onterechte rentedotatie Dirksland). Dit maakt dat er in het overzicht € 2.030.247,- voor “overige indirecte lasten” is opgenomen, zijnde € 1.034.402,- aan reserves en € 995.845.- aan voorzieningen. Verweerder heeft dan ook de door eiseres opgeworpen twijfel met betrekking tot deze post voldoende weggenomen.
3.4.4Eiseres betoogt voorts tevergeefs dat de rente-inkomsten van de voormalige gemeenten substantiële bedragen betreffen die van invloed dienen te zijn op de tariefstelling van de rioolheffing. Zoals verweerder terecht opmerkt, bestaat voor een gemeente niet de verplichting om de renteopbrengsten als baat op te nemen bij de berekening van het tarief, dan wel de verplichting dat rente-inkomsten dienen te worden gebruikt om het tarief van de rioolheffing te drukken. Dit is een politieke keuze die is voorbehouden aan de gemeenteraad.
4. De overige beroepsgronden zal rechtbank per zaak bespreken.
Beroep betreffende de camping (ROT 13/5955)
5. Aan eiseres zijn voor het jaar 2013 voor 40 caravans aanslagen rioolheffing eigenaar opgelegd voor een bedrag van € 142,- per caravan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat per caravan voor haar het tarief van 0,09 % van de waarde in het economisch verkeer van toepassing is.
6. Eiseres voert tevergeefs aan dat de caravans op de camping niet als woning zijn aan te merken in de zin van artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, van de Verordening. Eiseres bestrijdt niet dat de camping één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en als zodanig wordt geëxploiteerd. Als gevolg hiervan is artikel 6, derde lid, van de Verordening van toepassing. Bij dit artikel is niet van belang of sprake is van een woning of niet. Van belang is immers of een perceel een bouwwerk of gebouwd eigendom is. Een caravan is als zodanig aan te merken, zoals ook ter zitting door verweerder is betoogd.
7. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de caravans als woning zijn aan te merken in de zin van de Verordening, nu in dit kader is aangesloten bij artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet. Onder een woning dient dan te worden verstaan, een ruimte die op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen. Daarvan is bij de op de camping gelegen caravans sprake.
8. Omdat verweerder zich in het verweerschrift op het standpunt stelt dat hij ten onrechte 40 aanslagen rioolheffing heeft opgelegd, aangezien er op de camping 39 caravans staan, is dit beroep gegrond en komt het bestreden besluit in zoverre voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en zal bepalen dat de (totale) aanslag rioolheffing voor de camping gelegen aan [adres 1] te Stellendam dient te worden gebaseerd op 39 caravans en verlaagt de (totale) aanslag rioolheffing overeenkomstig.
Beroep betreffende het bungalowpark (ROT 13/6383)
9. Aan eiseres zijn voor het jaar 2013 voor de 181 op het bungalowpark gelegen recreatiewoningen aanslagen rioolheffing eigenaar opgelegd voor een bedrag van € 212,- per bungalow. Eiseres stelt zich op het standpunt dat voor haar situatie het verlaagd tarief van € 142,- per bungalow van toepassing is, omdat sprake is van een recreatieterrein dat in eigendom is bij één eigenaar en dat als zodanig wordt geëxploiteerd.
10. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Op grond van artikel 4, eerste lid van de Verordening is een perceel een roerende of
onroerende zaak.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt als één onroerende zaak aangemerkt de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, met dien verstande dat bouwwerken of gebouwde eigendommen waarin pleegt te worden overnacht en die deel uitmaken van een in artikel 16, onderdeel e, van deze wet bedoelde onroerende zaak, als zelfstandige roerende of onroerende zaken (recreatiewoningen en stacaravans) worden aangemerkt.
Op grond van artikel 6, eerste lid van de Verordening bedraagt het tarief van de belasting voor een perceel dat een woning is € 212,00.
Op grond van het derde lid van dit artikel bedraagt, in afwijking van het eerste lid, het tarief van de belasting voor een perceel dat een bouwwerk of gebouwd eigendom is waarin pleegt te worden overnacht en die deel uitmaakt van een in artikel 16, onderdeel e van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bedoelde onroerende zaak en ingevolge artikel 4, tweede lid, van deze verordening als zelfstandige roerende of onroerende zaak wordt aangemerkt € 142,00.
11. Voor zover eiseres betoogt dat zij geen rioolheffing verschuldigd is, omdat de feitelijke aansluiting op de gemeentelijke riolering pas plaatsvindt aan de grens van het recreatiepark, faalt dit betoog. Het belastbare feit dat volgt uit artikel 3 van de Verordening is dat rioolheffing wordt geheven indien een perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De recreatiewoningen zijn via het eigen riool van het bungalowpark indirect aangesloten op de gemeentelijke riolering.
12. De beroepsgrond dat in dit geval sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16 aanhef en onder e van de Wet WOZ, faalt.