ECLI:NL:RBROT:2015:188
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding wegens niet toekennen van bijstand en verjaring van de vordering
In deze zaak heeft eiser, die schadevergoeding verzocht wegens het niet toekennen van bijstand in maart 2005, een verzoek ingediend bij de rechtbank. Dit verzoek is gedaan in het kader van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten, die op 1 juli 2013 ten dele in werking is getreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het veronderstelde onrechtmatige besluit voor deze datum is genomen, waardoor het eerder geldende recht van toepassing is. Eiser heeft in twee verschillende zaken, 14/4891 en 14/4886, verzoeken ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek in zaak 14/4886 moet worden aangemerkt als een beroepschrift tegen het besluit van verweerder van 25 juni 2014. De rechtbank heeft besloten om een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege te laten, omdat beide partijen ter zitting hebben ingestemd met een rechtstreeks beroep overeenkomstig artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat verweerder zich terecht op verjaring beroept. De verjaringstermijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, begint te lopen op het moment dat de onrechtmatigheid van het besluit onherroepelijk vaststaat. Eiser was op de hoogte van het besluit van 25 april 2005, maar heeft geen rechtsmiddelen aangewend. Hierdoor is de verjaringstermijn verstreken, en de rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 25 juni 2014 ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Schoneveld, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 januari 2015.