ECLI:NL:RBROT:2015:1070
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- D. Haan
- A.P. Hameete
- C.F.J. de Jongh
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de rioolheffing door de gemeente Goeree-Overflakkee
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een onroerende zaak in Ouddorp, en de heffingsambtenaar van de gemeente Goeree-Overflakkee. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag rioolheffing voor het jaar 2013, die hij als onterecht beschouwde. De aanslag, gedateerd op 28 februari 2013, bedroeg € 212,-. Eiser stelde dat de verordening op de heffing en invordering van rioolheffing onverbindend was, omdat de geraamde opbrengsten uitgingen boven de geraamde kosten, wat volgens hem betekende dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om de aanslag op te leggen.
De rechtbank heeft het procesverloop in detail besproken, waarbij verweerder, de heffingsambtenaar, voldoende inzicht heeft gegeven in de geraamde kosten en opbrengsten van de rioolheffing. Tijdens de zitting op 3 oktober 2014 heeft verweerder de door eiser opgeworpen twijfels over verschillende posten in de begroting weggenomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder aan zijn informatieplicht had voldaan en dat de opbrengstlimiet niet was overschreden. Eiser had nog wel twijfels over de post 'overige indirecte lasten', maar de rechtbank oordeelde dat deze kostenposten op basis van de gemeentelijke rioleringsplannen (GRP) waren onderbouwd en dat er geen rechtsregel was die dit in de weg stond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.