ECLI:NL:RBROT:2015:10117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
C/10/458374 / HA ZA 14-896
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van huwelijksvoorwaarden met verrekenbeding en deelgenootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het de afwikkeling van huwelijksvoorwaarden tussen partijen, die op 13 augustus 1999 te Gouda zijn gehuwd en op 19 juni 2013 zijn gescheiden. De huwelijksvoorwaarden, opgesteld bij notariële akte op 6 augustus 1999, bevatten bepalingen over de verdeling van overgespaarde inkomsten en de verplichting tot verrekening bij het einde van het deelgenootschap. De vrouw vorderde onder andere de verdeling van gemeenschappelijke zaken en een bedrag van € 353.269,53 wegens overbedeling, terwijl de man verweer voerde en primair afwijzing van de vorderingen vroeg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij een negatief vermogen had ten tijde van het einde van het deelgenootschap, en dat de man zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat er een periodiek en finaal verrekenbeding geldt ter zake van overgespaarde inkomsten, en dat de waarde van het gezamenlijke vermogen van partijen bij helfte verrekend moet worden. De peildatum voor de bepaling van de waarde en samenstelling van de te verrekenen overgespaarde inkomsten is vastgesteld op 17 april 2013, met uitzondering van bepaalde verzekeringen waarvoor 15 januari 2013 geldt.

De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om in onderling overleg tot een oplossing te komen, en heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte uitlating door partijen. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan, en de rechtbank heeft benadrukt dat de waarde van onroerende zaken getaxeerd moet worden indien partijen hierover verdeeld zijn. Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en openbaar uitgesproken op 9 september 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/458374 / HA ZA 14-896
Vonnis van 9 september 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. G. van der Wende te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A. Zwart te Roosendaal.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 februari 2015
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2015
  • de overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 13 augustus 1999 te Gouda gehuwd. Het huwelijk is op 19 juni 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 5 juni 2013 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn huwelijksvoorwaarden aangegaan bij notariële akte verleden op 6 augustus 1999.
2.2.1.
De huwelijksvoorwaarden bepalen onder meer:
Algehele uitsluiting
Artikel 1.
Er zal tussen de echtgenoten generlei gemeenschap van goederen bestaan.
Ieder der echtgenoten blijft derhalve eigenaar van de goederen, welke hij of zij ten huwelijk aanbrengt of staande huwelijk op welke wijze ook verkrijgt.
[...]
Verzekeringen
Artikel 6.
Onder de kosten van de gemeenschappelijke huishouding zijn niet begrepen premies en koopsommen betreffende levens-, risico- en ongevallenverzekeringen, welke ingeval van overlijden van een echtgenoot strekken ten gunste van de andere echtgenoot. Deze premies en koopsommen komen geheel ten laste van het privé-vermogen van de begunstigde echtgenoot en zullen, voor zoveel nodig, dienovereenkomstig moeten worden verrekend, zulks met bijberekening van rente.
[…]
Verrekening inkomen.
Artikel 10.
1. Per het einde van elk kalenderjaar voegen de echtgenoten ter verdeling bij helfte bijeen hetgeen van hun inkomen na aftrek van de in lid 1 van artikel 5 bedoelde kosten van de huishouding, over dat jaar onverteerd is.
2. Belegging van onverteerd inkomen geldt niet als vertering.
3. De deling over enig jaar dient te geschieden vóór één juli van het daaropvolgende jaar. In geva1 de deling vóór gemelde datum niet heeft plaatsgevonden, heeft zulks niet tot gevolg dat het recht verdeling te vorderen daarmede is komen te vervallen; dit recht vervalt wel vijf jaar na het jaar waarover de deling moet geschieden.
[…]
6. Aanspraken op pensioen en hetgeen daarvoor is opgeofferd worden niet verrekend, echter met uitzondering van periodieke uitkeringen die vervallen ingevolge een recht op ingegaan pensioen.
Deelgenootschap.
Artikel 11.
1. Tussen de echtgenoten bestaat een deelgenootschap, inhoudende de verplichting om bij het einde van het deelgenootschap de vermogens te verrekenen op basis van algehele gemeenschap van goederen, met dien verstande dat er generlei verrekening zal plaatsvinden indien beide echtgenoten of één hunner ten tijde van het einde van het deelgenootschap een negatief vermogen hebben (heeft), […]
2. Het deelgenootschap eindigt:
a. door het eindigen van het huwelijk;
b. door scheiding van tafel en bed;
c. door een beschikking dat het deelgenootschap opheft;
d. door een opheffing bij latere huwelijksvoorwaarden.
[…]
Artikel 12.
1. Ingeval het deelgenootschap eindigt anders dan door eindigen van het huwelijk door overlijden, wordt tussen de echtgenoten afgerekend zoals in het vorige artikel bepaald en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, echter met dien verstande dat van het
bedrag waarop het vermogen van een echtgenoot aan het einde van het deelgenootschap is geschat, wordt afgetrokken de waarde die de echtgenoot tijdens het deelgenootschap door erfopvolging, making of gift heeft verkregen, verminderd met de op die verkrijging drukkende schulden en lasten, alsmede de waarde van de goederen die daarvoor door (weder)belegging of anderszins in de plaats zijn gekomen.
[…]
Ouderdomspensioen(en)
Artikel 14.
Indien het huwelijk van de echtgenoten door echtscheiding wordt ontbonden, danwel indien tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, zullen de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken worden verevend conform het in de artikelen 2 en 3 bepaalde van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert samengevat -:
1. de verdeling van de gemeenschappelijke zaken van partijen vast te stellen, als volgt:
- aan de man wordt toebedeeld:
• woning te [adres] ;
• de hypotheken gevestigd op de woning te [adres] ;
• de lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] ;
• de lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] ;
• de lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer]
• de lijfrenteverzekering bij Zwitserleven met polisnummer [polisnummer] ;
• de lijfrenteverzekering bij Delta Lloyd Bank met polisnummer [polisnummer] ;
• de spaarverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] ;
• de spaarverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] ;
• het Assurantiekantoor D.J. van Brummelen Jr;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de Robeco met rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van de aandelen bij de Robeco met rekeningnummer 27.41.38.964.
aan de vrouw wordt toebedeeld:
• woning te [adres] ;
• de hypotheken gevestigd op de woning te [adres] ;
• een lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] ;
• een lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer] ;
• een lijfrenteverzekering bij de Amersfoortse met polisnummer [polisnummer] ;
• een lijfrenteverzekering bij de Amersfoortse met polisnummer [polisnummer] ;
• een lijfrenteverzekering bij de Amersfoortse met polisnummer [polisnummer] ;
• een lijfrenteverzekering bij Delta Lloyd met polisnummer [polisnummer] ;
• de levenslooprekening bij de Postbank;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de Robeco met rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ;
• de helft van het saldo van de betaalrekening bij de ABN AMRO bank met
rekeningnummer [rekeningnummer] .
• de helft van de aandelen bij de Robeco met rekeningnummer [rekeningnummer] .
2. te bepalen dat de man aan de vrouw wegens overbedeling een bedrag van € 353.269,53 dient te voldoen;
3. te bepalen dat de man de helft van de waarde van de onderneming van de man aan de
vrouw dient te voldoen;
4. dat partijen dienen over te gaan tot verrekening van de belastingaanslagen 2012 van
partijen;
5. te bepalen dat partijen over 2013 niet tot verrekening dienen over te gaan en dat de man
de belastingteruggave ten behoeve van woning aan de [adres] dient terug te
betalen aan de vrouw ad € 4.290, -;
6. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man voert verweer.
Hij concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw en subsidiair tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, voor zover die vorderingen zien op verrekening en de veroordeling tot het voldoen van een overbedelingssom en een bedrag ter zake de belastingteruggave en de helft van de waarde van de onderneming. Meer subsidiair concludeert de man tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, voor zover die zien op verrekening van lijfrentepolissen en banksaldi per datum later dan de peildatum van 15 januari 2013 en eerder dan de huwelijksdatum, verrekening van aangebracht vermogen en verrekening van de negatieve overwaarde van de woning [adres] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert samengevat - de vrouw te veroordelen aan de man een bedrag te voldoen van € 3.908,50 in het kader van de verdeling van de gemeenschappelijke inboedelgoederen.
3.5.
De vrouw voert verweer.
De vrouw concludeert tot vaststelling van de verdeling conform het voorstel van de vrouw en tot niet-ontvankelijk verklaring van de man, dan wel de vorderingen van de man af te wijzen met veroordeling van de man in de kosten van het geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank heeft partijen op de voet van HR 31 oktober 2014 ECLI:NL:HR:2014:3076 bij brief gevraagd of bezwaar bestaat tegen het wijzen van onderhavig vonnis door een andere rechter dan de rechter die in onderhavige procedure de zitting heeft geleid (comparitie van partijen). Partijen hebben niet kenbaar gemaakt bezwaar te hebben, zodat dit vonnis door een andere rechter wordt gewezen.
4.2.
Tussen partijen is in geding wat de strekking is van hetgeen zij in de huwelijksvoorwaarden zijn overeengekomen, en dan met name de samenhang tussen de artikelen 10 en 11 daarin. Artikel 10 bevat een periodiek verrekenbeding ter zake van overgespaarde inkomsten. Artikel 11 bepaalt dat tussen partijen in beginsel een deelgenootschap geldt, houdende de verplichting om bij het einde van het deelgenootschap de waarde van de vermogens van ieder der deelgenoten te verrekenen op basis van gemeenschap van goederen. Artikel 11 bepaalt voorts dat er generlei verrekening zal plaatsvinden indien beide echtgenoten of een hunner ten tijde van het einde van een deelgenootschap een negatief vermogen heeft/ hebben.
4.3.
Volgens de man geldt tussen partijen geen enkele verrekenplicht omdat de vrouw een negatief vermogen heeft ten tijde van het einde van het deelgenootschap. De rechtbank gaat aan deze stelling van de man voorbij, op grond van de volgende overwegingen.
4.4.
De vrouw stelt echter niet dat zij aan het einde van het deelgenootschap een negatief vermogen heeft. De vrouw heeft in haar dagvaarding geen berekening gemaakt van de omvang van haar vermogen aan het einde van deelgenootschap. De vrouw heeft daarin slechts gesteld dat een op haar naam gestelde woning een onderwaarde heeft van € 525.000. Deze stelling rechtvaardigt niet zonder meer de door de man getrokken conclusie dat sprake is van een negatief vermogen zijdens de vrouw ten tijde van het einde van deelgenootschap. Het standpunt van de man is derhalve onvoldoende feitelijk onderbouwd.
4.5.
Ook op juridische gronden faalt het standpunt van de man. Het gaat hier om uitleg van een overeenkomst. Deze uitleg dient te geschieden aan de hand van de zogeheten Haviltexmaatstaf. Beslissend daarbij is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aangezien huwelijksvoorwaarden op straffe van nietigheid moeten worden aangegaan bij notariële akte, komt bij de toepassing van de Haviltexmaatstaf in dit verband mede gewicht toe aan hetgeen de notaris in het kader van zijn voorlichting aan partijen heeft medegedeeld omtrent de inhoud en strekking van de bepalingen in de huwelijkse voorwaarden, en aan de betekenis die veel voorkomende bepalingen in huwelijkse voorwaarden volgens notarieel gebruik normaal gesproken hebben.
De uitleg die de man geeft aan de huwelijksvoorwaarden vindt geen grond in de tekst daarvan en de man heeft geen verklaringen of gedragingen gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de bedoeling van partijen een andere is geweest dan wat in de tekst van de huwelijksvoorwaarden staat. Artikel 10 ziet op periodieke verrekening van overgespaarde inkomsten. Artikel 11 ziet op finale verrekening van vermogenstoename bij einde huwelijk. Van vermogenstoename kan per definitie pas sprake zijn, nadat eerst de overgespaarde inkomsten zijn verrekend. En als periodieke verrekening achterwege is gebleven tijdens het huwelijk, dan dient volgens de wet bij einde huwelijk alsnog (finaal) verrekend worden. Pas nadat deze finale verrekening van overgespaarde inkomsten zijn beslag heeft gekregen, zou kunnen worden toegekomen aan de vraag of sprake is van een negatief vermogen. De man stelt echter niet dat ook na deze finale verrekening van overgespaard inkomen nog sprake is van een negatief vermogen.
4.6.
Daarbij komt dat ten aanzien van overgespaarde inkomsten het wettelijk bewijsvermoeden geldt dat het gehele vermogen bij einde huwelijk in beginsel vermoed wordt te zijn verkregen uit overgespaarde inkomsten. Dat dit vermoeden in dit geval overeenkomt met de werkelijkheid vindt in ieder geval steun in de beschrijving van het stamvermogen in de huwelijksvoorwaarden. Daarin staat dat de man heeft aangebracht ten huwelijk: nihil.
4.7.
De man stelt nog dat hij een op zijn naam staande woning [adres] ) wél heeft aangebracht ten huwelijk (zodat in zoverre de voormelde notariële beschrijving van het stamvermogen ondeugdelijk is). Ook deze stelling impliceert nog niet dat de vrouw een negatief vermogen heeft.
4.8.
Slotsom is derhalve dat tussen partijen een periodiek en finaal verrekenbeding geldt ter zake van overgespaarde inkomsten en daarnaast ook een finale plicht tot verrekening van vermogen op basis van algehele gemeenschap van goederen. Daarbij is niet relevant of een der partijen enig goed heeft aangebracht ten huwelijk. Ook dat goed valt onder de plicht tot verrekening van vermogen op de grondslag van gemeenschap van goederen, nu immers ook bij een gemeenschap van goederen aanbrengsten ten huwelijk onder de gemeenschap vallen.
4.9.
Het wettelijk bewijsvermoeden dat in beginsel het gehele vermogen wordt geacht te zijn verkregen uit overgespaarde inkomsten, speelt in de verdere beoordeling geen rol meer. Indien immers al het tegenbewijs zou kunnen worden geleverd dat enig goed niet is aangeschaft uit overgespaarde inkomsten, dan moet de waarde daarvan nog steeds verrekend worden, alsdan als onderdeel van het -op basis van gemeenschap van goederen- te verrekenen vermogen.
4.10.
Het vermogensrechtelijk regime van partijen komt er dus op neer dat in beginsel de waarde van het gezamenlijke vermogen van partijen (na aftrek van schulden) bij helfte verrekend worden.
4.11.
Volledigheidshalve zij aangetekend dat de plicht tot verrekening van vermogen op de grondslag van gemeenschap van goederen, niet impliceert dát sprake is van een gemeenschap van goederen. Partijen hebben slechts recht op de helft van de waarde van de goederen die aan de ander in eigendom toebehoren. Partijen zijn van deze goederen niet mede-eigenaar geworden, behoudens dan voor zover zij samen goederen hebben aangeschaft.
4.12.
Beoordeeld moet worden wat de peildatum is voor de bepaling van de waarde en samenstelling van de te verrekenen overgespaarde inkomsten en het te verrekenen vermogen.
4.13.
De vrouw stelt in haar dagvaarding voor om 15 januari 2013 (datum verbreking samenwoning) te hanteren als peildatum ter zake van de levens - en spaarverzekeringen. Voor het overige stelt de vrouw voor uit te gaan van 17 april 2013 (datum indiening verzoekschrift echtscheiding) als peildatum.
4.14.
De man heeft het voorstel van de vrouw geaccepteerd in zijn conclusie van antwoord en ter comparitie.
4.15.
De rechtbank oordeelt als volgt. Als tijdstip waarop de samenstelling en de omvang van het te verrekenen vermogen (verkregen uit overgespaarde inkomsten), geldt in beginsel het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding (17 april 2013). Van deze peildatum kan bij op schrift gestelde overeenkomst worden afgeweken. Daarvan is in dit geval (genoegzaam) sprake, nu een en ander is vastgelegd in de gedingstukken en het proces-verbaal van comparitie. De omstandigheid dat partijen het proces-verbaal niet hebben ondertekend noopt nog niet tot een ander oordeel. Daarom zal de rechtbank uitgaan van 17 april 2013 als peildatum, behalve ten aanzien van voormelde verzekeringen, waarvoor 15 januari 2013 als peildatum geldt. Deze peildatum heeft ook te gelden voor zover de verrekenplicht is gebaseerd op vermogensverrekening. De overeenkomst van partijen ziet immers ook daar op.
4.16.
Ter comparitie is besproken dat, wanneer eenmaal de juridische vragen zijn beantwoord, het dan voor partijen wellicht mogelijk is om in onderling overleg tot een verrekening/ verdeling/ pensioenverevening te komen. De rechtbank heeft ter comparitie toegezegd dit mee te zullen nemen in haar beslissing. Inmiddels heeft de rechtbank de belangrijkste oordelen geveld. Daarom zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte uitlating door partijen. In deze akte kunnen zij aangeven of zij alsnog, geheel of gedeeltelijk, tot een vergelijk zijn gekomen. Ook is mogelijk dat zij aanhouding verzoeken in afwachting van het resultaat van verdere schikkingsonderhandelingen, dan wel een beslissing vragen over die onderwerpen die hen nog wel verdeeld blijft houden.
4.17.
Ter instructie van de zaak tekent de rechtbank hierbij nog het volgende aan:
-niet relevant is of ooit enig actief (bijvoorbeeld een belastingteruggaaf) is verkregen. Beslissend is wat er over was op de peildatum. Betalingen zullen overigens als regel ontvangen worden op een bankrekening, zodat met verrekening van het saldo op de bankrekeningen ook sprake kan zijn van verrekening van ontvangen betalingen.
-als partijen verdeeld houdt wat de waarde is van enige onroerende zaak, dan zal de waarde daarvan getaxeerd moeten worden door een makelaar. Partijen kunnen desgewenst in onderling overleg een makelaar inschakelen. De rechtbank kan dit ook doen, maar dit zal wel extra proceskosten opleveren.
- voor zover de lijfrentepolissen, die volgens de man zijn aangeschaft als pensioenvoorziening, niet behoren tot de overgespaarde inkomsten waarvoor de periodieke verrekenplicht geldt (omdat artikel 10 lid zes huwelijksvoorwaarden dit uitsluit), dan neemt dat niet weg dat de waarde daarvan nog steeds verevend moeten worden, overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Dit volgt uit artikel 14 van de huwelijksvoorwaarden. Pensioenverevening dient volgens voornoemde wet te geschieden over de pensioenaanspraak voor zover opgebouwd tijdens huwelijk. De rechtbank begrijpt dat alle polissen tijdens huwelijk zijn aangeschaft. Dat zou betekenen dat de volledige waarde van deze polissen bij helfte verrekend moet worden.
- als partijen het niet eens worden over de waarde van de onderneming van de man, dan zal daarvoor mogelijk een deskundige (register-accountant) benoemd moeten worden, ter taxatie van deze waarde.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 21 oktober 2015 voor het nemen van een akte door beide partijen als bedoeld in dit vonnis,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op
9 september 2015.
2517/2504