ECLI:NL:RBROT:2014:9988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
10/691133-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan opzet op dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in een justitiële jeugdinrichting. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting, waarbij de officier van justitie vrijspraak eiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangeefster op 3 februari 2014 hebben plaatsgevonden, maar dat er geen bewijs was voor opzet op dwang. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als de aangeefster zorgvuldig gewogen. De aangeefster verklaarde dat zij in het begin duidelijk had gemaakt dat zij niet wilde dat de verdachte doorging, maar de verdachte interpreteerde haar reacties als een spel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk psychische druk heeft uitgeoefend of de aangeefster in een afhankelijkheidssituatie heeft gebracht. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, nu de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank benadrukte dat de geloofwaardigheid van de aangeefster niet in twijfel werd getrokken, maar dat de juridische vereiste van dwang ontbrak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/691133-14
Datum uitspraak: 9 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats].
thans gedetineerd in de justitiële jeugdinrichting Hartelborgt Opvang te Spijkenisse.
Raadsvrouw mr. M. de Kock-Molendijk, advocaat te Barendrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. Blom heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde met uitzondering van het brengen en/of houden van de penis in de anus;
- toepassing van het jeugdstrafrecht;
- veroordeling van de verdachte tot de straf van jeugddetentie voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 29 augustus 2014, hetgeen naast verplicht reclasseringscontact ook zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij het Dok en een contactverbod met mevrouw [benadeelde partij];
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
VRIJSPRAAK
Het tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank stelt vast dat de vraag of tussen verdachte en aangeefster op 3 februari 2014 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, geen punt van discussie vormt. Zowel verdachte als aangeefster verklaren namelijk dat de in de tenlastelegging genoemde (seksuele) handelingen grotendeels hebben plaatsgehad. De vraag die zich opdringt is of het verdachte genoegzaam duidelijk is geweest dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden.
Ingevolge Hoge Raad 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 kan van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan, volgens ditzelfde arrest, sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad.
De rechtbank acht de hierna te noemen uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden van belang bij de beoordeling van de vraag of zulk een dwang zich heeft voorgedaan.
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster niet heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen en dat aangeefster niet de indruk heeft gewekt dat dergelijke handelingen tegen haar wil in plaatsvonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij hetgeen is gebeurd niet heeft gewild. Ze zegt dat ze in het begin duidelijk is geweest en heeft gezegd dat verdachte moest stoppen maar dat zij, naarmate de handelingen een seksueler karakter kregen, niets meer heeft gedaan waaruit kon blijken dat ze het niet wilde (politieverhoor aangeefster, p. 25).
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat, toen verdachte haar kietelde, zijn hand onder haar kleding bracht en haar borsten aanraakte, aangeefster woordelijk duidelijk heeft gemaakt deze handelingen niet te willen. Verdachte verklaart ten aanzien van deze handelingen dat aangeefster weliswaar heeft gezegd dat hij moest stoppen, maar dat hij dacht dat ze
hard to getspeelde. Hij verklaart hierover:
In mijn beleving liet ze (…) merken dat we grenzen aan het opzoeken waren. Zij kietelde mij ook bij mijn riem en iets lager. We trokken speelse gezichten naar elkaar. Ik noem het zelf een kat-en-muis-spel. Ik ging dus verder bij haar onderbroek toen ze mijn hand los liet, ik dacht dat ze eindelijk opgaf en ik wilde de grenzen nog verder opzoeken. Ik ging daarom met mijn hand onder haar kleding bij haar borsten. (…)
En vervolgens:
Ik deed haar bovenkleding uit, ze hielp daar zelf bij. (…) Ze zei op dat moment niets en ik begon te voelen aan haar borsten, ik ging haar zoenen in haar nek en op haar borsten. (…) Ze gaf toen geen reactie.(verhoor verdachte bij rechter-commissaris, p. 3)
Over het uitkleden en het zoenen verklaart aangeefster:
[verdachte] deed mijn bh uit (…). Hij ging met zijn hand achter mijn rug, ik ben wel een beetje naar voren gegaan, en toen maakte hij mijn bh achter los. (…) Ik denk dat het best zou kunnen dat ik niets gezegd heb toen.(verhoor aangeefster bij rechter-commissaris, p. 4)
En bij de politie:
Over het uitkleden:
Ik kan me even niet herinneren of ik iets heb gedaan waaraan hij het kon merken.(politieverhoor aangeefster, p. 16)
Toen ging hij me overal een beetje zoenen. Ook op mijn gezicht, op mijn oor en in mijn hals. En zelfs in mijn oksels. Ik deed niets om het tegen te houden.(politieverhoor aangeefster, p. 17)
Over hetgeen verdachte gezegd zou hebben verklaart aangeefster dat toen verdachte tegen haar zei "Meid je bent de lekkerste die ik ken. Ik houd van je. Anders krijg ik nooit de kans. Jij houdt toch niet van me", ze hierop antwoordde “Wie zegt dan dat er nooit iets komt”.
Aangeefster verklaart dat ze dit zei omdat ze dacht dat hij wilde dat ze van hem zou gaan houden en zou stoppen (politieverhoor aangeefster, p. 14 en 15). Ook verklaart aangeefster dat verdachte iets gezegd zou hebben in de trant van “Je kan beter maar meewerken” maar dat hij dit niet dwingend zei (politieverhoor aangeefster, p. 15). Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij deze laatste zin weliswaar gezegd kan hebben maar dat hij hiermee bedoelde ‘help je even mee?’ of: ‘wil je even meewerken?’ en geenszins de intentie van dwingen tot meewerken had.
Over het tongzoenen verklaart aangeefster dat zij verdachte tegenhield doordat ze haar mond dichthield en haar hoofd opzij draaide (verhoor aangeefster bij rechter-commissaris, p. 4). Verdachte verklaart dat hij dit interpreteerde in het kader van het
hard-to-getspel dat gaande was (verhoor verdachte bij rechter-commissaris, p. 3).
Ten aanzien van het vingeren komt uit het dossier het volgende beeld naar voren. Verdachte verklaart dat hij aangeefster vingerde en dat ze meebewoog. Hij hoorde dat haar ademhaling dieper ging en dat haar lichaam in een soort trance was. Hij dacht dat ze naar een hoogtepunt ging (verhoor verdachte bij rechter-commissaris, p. 4).
Aangeefster verklaart hierover dat ze zich niet kan voorstellen dat ze meebewoog tijdens het vingeren en dat ze probeerde te voorkomen dat hij zou merken dat ze klaarkwam (verhoor aangeefster bij rechter-commissaris, p. 5). Uit het dossier blijkt niet dat aangeefster heeft tegengewerkt. Over het filmpje dat verdachte van aangeefster maakte toen hij haar vingerde schrijft de politie dat dit 45 seconden duurde en geen enkele beweging bij de benen en het onderlichaam van de vrouw te zien was (politiedossier, p. 109).
Tot slot verklaart aangeefster dat toen verdachte met zijn penis bij haar naar binnenging, zij niets heeft gezegd (verhoor aangeefster bij rechter-commissaris, p. 5).
De rechtbank komt nu toe aan de vraag of het verdachte genoegzaam duidelijk is geweest dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden. Met andere woorden: heeft de verdachte door aldus te handelen opzettelijk veroorzaakt dat aangeefster die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
De rechtbank oordeelt dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden niet zonder meer volgt dat de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of aangeefster in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen kon verzetten, of dat de verdachte haar heeft gebracht in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie dat het daardoor voor haar zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken zodat sprake was van dwang van de kant van de verdachte.
De rechtbank is niet overtuigd geraakt van het feit dat verdachte zich bewust is geweest van het tegen de wil ondergaan van seksuele handelingen door aangeefster. Hoewel aangeefster in het begin heeft gezegd dat verdachte moest stoppen, acht de rechtbank, gelet op de verklaring van verdachte over het wederzijds opzoeken van elkaars grenzen en de daarop volgende passieve en gelaten houding van aangeefster het voor verkrachting vereiste opzet op het gedwongen voelen door aangeefster niet bewezen. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op hetgeen de psycholoog over verdachte heeft gerapporteerd. Deze schrijft dat de bij verdachte geconstateerde onrijpe persoonlijkheid met zich meebrengt dat hij onvoldoende overziet wat de gevolgen van zijn gedrag zijn voor een ander, en dat, zeker wanneer het gaat om subtiele nuances in interacties, er een grote kans bestaat dat verdachte deze nuances zal missen.
Graag wil de rechtbank benadrukken dat zij niet twijfelt aan de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster maar dat voor een bewezenverklaring van artikel 242 Wetboek van Strafrecht de juridisch vereiste ‘dwang’ ontbreekt.
Gelet op het vorenstaande spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het aan hem ten laste gelegde.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een
GSM zaktelefoon SAMSUNG GALAXY s4
in hoesjedient te worden teruggegeven aan verdachte.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij].

De vordering van de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering ziet.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte tenlastegelegde feit heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Mourik, voorzitter,
en mrs. D.L. Spierings en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Pagano Mirani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bij vonnis van 9 december 2014

TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 03 februari 2014 te Rotterdam, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
- betasten van en/of wrijven over de borst(en) en/of vagina van die [benadeelde partij] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de anus en/of de billen van die [benadeelde partij] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers in de vagina en/of
tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] en/of
- zoenen van/op en/of likken aan de mond, gezicht, o(o)r(en), borsten, tepels, nek/hals en/of oksels van die [benadeelde partij],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- vastpakken en/of optillen van die [benadeelde partij] en/of
- op de bank gooien van die [benadeelde partij] en/of
- op die [benadeelde partij] gaan liggen en/of
- kietelen van die [benadeelde partij] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand onder de kleding van die [benadeelde partij] en/of
- vastpakken en/of betasten van de borst(en) van die [benadeelde partij] en/of
- die [benadeelde partij] de woorden toevoegen: "Die is groot, nog groter dan ik verwachtte" en/of "Even voelen of je je geschoren hebt. Valt niet tegen" en/of "Meid, je bent de lekkerste die ik ken. Ik houd van je. Anders krijg ik nooit de kans. Jij houdt toch niet van me" en/of "Je kan beter maar meewerken" en/of "Je moet blij kijken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- op de grond duwen van die [benadeelde partij] en/of
- ontkleden van die [benadeelde partij] en/of
- zoenen van/op en/of likken aan de mond, gezicht, o(o)r(en), borsten, tepels, nek/hals, oksels en/of vagina van die [benadeelde partij] en/of
- proberen te tongzoenen van die [benadeelde partij] en/of
- leggen van een kleedje/(hand)doek over het gezicht van die [benadeelde partij] en/of
- vingeren van die [benadeelde partij] en/of
- ( meermalen) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de anus en/of billen van die [benadeelde partij] en/of
- ( vervolgens) maken van een foto en/of een filmpje van die [benadeelde partij].