ECLI:NL:RBROT:2014:9561
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim en de evenredigheid van de sanctie
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar, en de minister van Economische Zaken over de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag die aan eiser was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was om aan te nemen dat het feitenonderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd of dat de besluitvorming niet zorgvuldig was voorbereid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2013, waarbij hem ontslag was verleend wegens plichtsverzuim. De rechtbank concludeerde dat de verweten gedragingen van eiser, waaronder het plaatsen van een gefingeerde handtekening en het geven van een onjuiste voorstelling van zaken, kwalificeerbaar waren als plichtsverzuim. Echter, de rechtbank oordeelde dat de opgelegde disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim, mede gezien de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn gezondheidstoestand en het feit dat hij een lang en smetteloos dienstverband had. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om de disciplinaire maatregel opnieuw te overwegen.