ECLI:NL:RBROT:2014:9437
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag buitengewoon vakantieverlof voor kinderen van eisers op basis van Leerplichtwet 1969
In deze zaak hebben eisers, ouders van twee kinderen, een aanvraag ingediend voor buitengewoon vakantieverlof voor de periode van 24 tot en met 28 februari 2014. Deze aanvraag werd afgewezen door de directeur van basisschool [schoolnaam] in [plaatsnaam], omdat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 11, aanhef en onder f, van de Leerplichtwet 1969. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eisers tegen het besluit van de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs, die het bezwaar van eisers ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 12 september 2014 is eiser verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Ranke, advocaat, en G.F. Veldkamp, secretaris van de vereniging.
Eisers voerden aan dat de voorjaarsvakantie voor hen van groot belang was vanwege hun bedrijf, een ski- en snowboardschool, die in het hoogseizoen actief is. Ze stelden dat het voor hen onmogelijk was om buiten de familiereis om als gezin op vakantie te gaan. De rechtbank overwoog dat de wet alleen vakantieverlof buiten de schoolvakanties toestaat voor specifieke beroepsgroepen en dat het gezin van eisers voldoende mogelijkheden had om in de zomervakantie op vakantie te gaan. De rechtbank concludeerde dat de specifieke aard van het beroep van eisers niet meebracht dat zij niet in de schoolvakanties op vakantie konden gaan.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor buitengewoon verlof terecht was afgewezen, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van de Leerplichtwet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 november 2014.