Op 27 juni 2013 spraken de verdachte (verder ook: [verdachte]) en zijn oom, de medeverdachte (verder ook: [medeverdachte]), met elkaar over het in hun ogen ontoelaatbare gedrag van de vrouw van [medeverdachte], genaamd [slachtoffer]. [verdachte] en [medeverdachte] waren het er met elkaar over eens dat het gedrag van [slachtoffer] beschamend was voor [medeverdachte] en zijn familie en dat er iets moest gebeuren. In dat gesprek is aan de orde gekomen dat [medeverdachte] zelf niets kon doen omdat hij de zorg voor zijn kinderen had en daarom geen risico wilde lopen. Besloten werd dat [verdachte] wat moest doen. Afgesproken werd dat [verdachte] [slachtoffer] de volgende dag zou doden. Op 28 juni 2013 troffen [verdachte] en [medeverdachte] elkaar in het bedrijf waar zij beiden werkten. [medeverdachte] gaf [verdachte] de sleutel van zijn woning en hij regelde dat een collega van hen [verdachte] naar de bushalte zou brengen, waar diens fiets stond, en dat zij hem daar later weer zou ophalen.
De afspraak was dat [verdachte] naar de woning van [medeverdachte] en [slachtoffer] zou gaan waar [slachtoffer] zich bevond. Hij zou een mes uit de keuken pakken en een handdoek gebruiken om op de mond van [slachtoffer] te leggen als zij zou gaan schreeuwen. Blijkens de verklaring van de collega van [verdachte] en [medeverdachte] ging [verdachte], die op de achterbank zat van de auto waarin de collega hem wegbracht, bij het verlaten van het bedrijfsterrein liggen. Aangekomen bij de woning, bemerkte [verdachte] dat [slachtoffer] in de slaapkamer op bed lag. Hij trok een latex handschoen aan, waarover hij verklaart dat hij die handschoen speciaal had meegenomen van zijn werk, hij betrad de slaapkamer waar [slachtoffer] zich bevond en hij stak [slachtoffer] veelvuldig met het mes, waarbij de eerste messteek [slachtoffer] in de buik trof. Verder werd zij getroffen door een reeks messteken, met onder meer doorklieving van de halsslagaders en samenvallen van de longen als gevolg. De dood is ingetreden door bloedverlies in combinatie met functieverlies van de longen.
Na de steekpartij ontdeed [verdachte] zich van zijn bebloede kleding, het mes en de handdoek. [verdachte] belde vervolgens, zoals afgesproken, met de telefoon van een voorbijganger naar [medeverdachte] op het werk en gaf door dat hij weer ‘daar’ was, waarop [medeverdachte] aan dezelfde collega vroeg om [verdachte] op te halen bij de bushalte.
[medeverdachte] gaf deze collega daarbij instructies over hoe zij moest rijden en vroeg haar om een rondje te rijden. Ook op de terugweg ging [verdachte] bij aankomst bij het bedrijf op de achterbank liggen. [verdachte] en [medeverdachte] spraken elkaar vervolgens op het werk waarbij [verdachte] vertelde dat hij het gedaan had, met het mes, dat het niet gemakkelijk was en dat hij andere kleding had aangetrokken.
[medeverdachte] is vervolgens naar zijn woning gegaan. Hij trof daar zijn vrouw [slachtoffer] aan die in de slaapkamer in het bloed lag en hij alarmeerde de hulpdiensten via een buurvouw.
Op het moment dat de hulpdiensten arriveerden was [slachtoffer] reeds overleden. Bij de sectie bleek dat [slachtoffer] negenentwintig steekwonden in haar lichaam had.