Overwegingen
1. Vaststaat dat eiseres vanaf 3 mei 2010 in de gemeentelijke basisadministratie (gba) (thans Basisregistratie Personen (BRP)) stond ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] (gba-adres; thans BRP-adres). Verweerder heeft aan eiseres vanaf -voor zover thans van belang- 1 januari 2012 studiefinanciering toegekend in de vorm van een beurs voor een uitwonende. Op 17 september 2013 heeft een controle (huisbezoek) plaatsgevonden op het gba-adres. De controleurs hebben hun bevindingen neergelegd in een rapportage van 13 oktober 2013, waaraan ook een overzicht van ov-reisgegevens van eiseres is gehecht.
2. Verweerder stelt zich op basis van de rapportage op het standpunt dat eiseres niet woonde op het gba-adres. Doordat zij daardoor niet voldeed aan de verplichting als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), kwam zij niet voor een beurs voor een uitwonende studerende in aanmerking.
3. In beroep voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij niet op het gba-adres woont. Eiseres stelt dat er op dag van het huisbezoek een verbouwing gaande was en dat van haar kamer een babykamer werd gemaakt. Haar spullen, zoals haar bed en kast, waren de dag daarvoor naar de kelder verplaatst. Eiseres is op zoek is naar een eigen kamer in Den Haag, maar die is vrij moeilijk te vinden. Eiseres stelt dat De Haagse Hogeschool voor haar een betere opleiding biedt dan De Hogeschool in Rotterdam en dat zij maar weinig gebruik maakt van haar ov-chipkaart. Naar de mening van eiseres is het bestreden besluit onevenredig, nu zij door de omzetting naar een thuiswonendenbeurs financieel ten zeerste wordt benadeeld. Voorts is eiseres van mening dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet is voorzien van een afdoende motivering. Ter ondersteuning van haar standpunt overlegt zij verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .
4. Op grond van artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt onder uitwonende studerende verstaan: een studerende die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5.
Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 komt, voor zover en ten tijde van belang, voor het normbedrag voor een uitwonende studerende in aanmerking de studerende die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de studerende woont op het adres waaronder hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de studerende is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat of staan ingeschreven.
5. De rechtbank stelt voorop dat de herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor eiseres belastend besluit betreft. Zoals eiseres ook stelt is het in dat geval aan het bestuursorgaan om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiseres niet woonachtig is op het gba-adres waarop zij staat ingeschreven rust dus in eerste instantie op verweerder en niet op eiseres.
6. Uit de rapportage blijkt dat eiseres ten tijde van het huisbezoek niet aanwezig was. De hoofdbewoonster en tevens de nicht van eiseres, [naam] , heeft de deur geopend. Nadat de controleurs zich hadden gelegitimeerd en het doel en de reden van het bezoek hadden meegedeeld is desgevraagd toestemming gekregen de woning te betreden. De hoofdbewoonster verklaarde dat de woning vier kamers heeft, waarvan drie slaapkamers. Haar man en zij slapen in een kamer, haar zoon slaapt in een kamer en in de andere kamer sliep eiseres. De hoofdbewoonster verklaarde dat in verband met haar zwangerschap de kamer van eiseres wordt omgebouwd tot een babykamer. Gisteren zijn het bed, het matras en de kledingkast van eiseres naar de kelder verplaatst. De hoofdbewoonster verklaarde dat eiseres nu op de kamer van haar zoon slaapt, dat zij daar haar huiswerk doet en zijn bureau gebruikt. Op de vraag van de controleurs of zij kleding van eiseres kon tonen, toonde zij twee zwarte broeken en drie jurken in de maat 38. Op de vraag van de controleurs waar eiseres haar post, administratie en schoolboeken bewaart, verklaarde de hoofdbewoonster dat zij een brief van de ABN-AMRO gedateerd 9 september 2013 kon tonen en dat haar man de rest opbergt in een map maar dat zij niet wist waar die map ligt. Verder verklaarde de hoofdbewoonster dat eiseres met het openbaar vervoer reist dan wel de auto van haar man of haar ouders gebruikt.
Uit een door verweerder opgevraagd overzicht van ov-gegevens van februari 2012 tot oktober 2012, dat aan de rapportage is gehecht, blijkt volgens verweerder dat eiseres slechts een paar keer gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer in Rotterdam en verder hoofdzakelijk in Den Haag.
7. Hoewel de rechtbank begrijpt dat bij verweerder naar aanleiding van de bevindingen van de controleurs gerechtvaardigde twijfel bestond over de feitelijke woonsituatie van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat de bevindingen uit de rapportage, zonder nader onderzoek naar de omstandigheden die die twijfel oproepen, niet voldoende zijn om de conclusie te dragen dat aannemelijk is dat eiseres feitelijk niet op het adres woonde. Het door verweerder overgelegde overzicht van ov-gegevens draagt naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan de aannemelijkheid dat eiseres niet woonachtig is op het gba-adres. Uit dit overzicht blijkt dat eiseres weliswaar vooral in Den Haag maar ook regelmatig (voor de zomervakantie enkele dagen per week en daarna doorgaans één of twee keer per week) in Rotterdam (RET) heeft ingecheckt. Dit is niet in tegenspraak met de verklaring van eiseres, die wordt ondersteund door de bij het huisbezoek afgelegde verklaring van de hoofdbewoonster en de in beroep overgelegde verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat zij ook regelmatig met de auto van en naar Den Haag reisde
8. Het voorgaande betekent dat verweerder de studiefinanciering van eiseres ten onrechte met ingang van 1 januari 2012 heeft herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende en het als gevolg daarvan te veel betaalde ten onrechte heeft teruggevorderd.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsplicht. Nu nader onderzoek naar de woonsituatie van eiseres ten tijde van belang in dit geval niet meer mogelijk is, zal de rechtbank ter finale geschilbeslechting het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 974,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).