ECLI:NL:RBROT:2014:8449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
C/10/454595 / FT EA 14/1652 en C/10/454596 / FT EA 14/1653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet voldoen aan betalingsverplichtingen en gebrek aan schuldsaneringsgezindheid

Op 11 september 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een gehuwd paar met twee minderjarige kinderen, een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling hebben ingediend. De verzoekers, die een WWB-uitkering ontvangen, hebben een schuldenlast van € 40.102,60. Tijdens de zitting op 4 september 2014 is het verzoek behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een dwangakkoord van toepassing is, dat niet door middel van een schriftelijke ontbindingsverklaring is ontbonden. Dit dwangakkoord is eerder door de rechtbank goedgekeurd, maar de verzoekers hebben nieuwe achterstanden in hun betalingen gecreëerd, wat volgens de rechtbank niet kan worden aangemerkt als wanprestatie ten aanzien van de schuldregeling.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de verzoekers niet voldoen aan de verplichting om te solliciteren, wat duidt op een gebrek aan schuldsaneringsgezindheid. Bovendien is er een openstaande boete van €996,- van het CJIB, die niet te goeder trouw is ontstaan. Deze factoren staan in de weg aan toelating tot de schuldsaneringsregeling, zelfs als er sprake zou zijn van een situatie van hebben opgehouden te betalen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de verzoekers niet aan de vereisten voldoen en er geen situatie van hebben opgehouden te betalen is vastgesteld. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken, en verzoekers hebben het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
nummer verklaring: [nummer]
uitspraakdatum: 11 september 2014
[naam],
en
[naam],
[adres]
[woonplaats],
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 30 juni 2014 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekers zijn gehoord ter terechtzitting van 4 september 2014. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekers zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben de zorg voor twee minderjarige kinderen. Het inkomen van verzoekers bestaat uit een WWB uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring op grond van artikel 285 van de Faillissementswet: € 40.102,60.

3.De beoordeling

De rechtbank heeft bij uitspraak van 31 januari 2014 ([nummer] en [nummer]) op verzoek van schuldenaren bevolen dat hun schuldeisers instemmen met de schuldregeling uit het minnelijk traject (het dwangakkoord). Op grond van artikel 3:300 lid 3 BW komt de uitspraak van de rechtbank in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers met deze schuldregeling. Er is alsdan sprake van een contractuele relatie tussen de schuldenaren en de schuldeisers. De schuldregeling blijft in stand, ook al worden nieuwe schuldeisers bekend (art. 236 Rv en HR 27 januari 1989, NJ 1989/588).
In het geval er sprake is van wanprestatie, bijvoorbeeld omdat de nieuwe schuldeiser de nakoming van de schuldregeling belemmert, dan staat het de schuldeisers vrij ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie in te roepen. Ontbinding kan geschieden door middel van een schriftelijke verklaring (art. 6:267 BW).
In de verklaring op grond van artikel 285 van de Faillissementswet overgelegd bij het verzoekschrift, wordt opgemerkt dat het akkoord is ingetrokken door nieuwe achterstand in de lopende betalingen. Het eerdere aanbod is op 11 april 2014 ‘herzien’. Of sprake is van een schriftelijke ‘ontbindings-verklaring’ als eerder bedoeld, blijkt niet uit het dossier. Schuldenaren hebben ter zitting verklaard dat zij niet bekend zijn met een dergelijke verklaring. De rechtbank ziet los daarvan, ook niet in op grond waarvan het laten ontstaan van nieuwe achterstanden in de lopende betalingsverplichtingen aangemerkt kan worden als wanprestatie ten aanzien van de schuldregeling.
Dit brengt mee dat de rechtbank van oordeel is dat schuldenaren zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden (zoals vastgesteld bij uitspraak van 31 januari 2014) en dat er geen situatie is van hebben opgehouden te betalen als bedoeld in artikel 284 eerste lid van de Faillissementswet. Het verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling moet daarom worden afgewezen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende.
Ter zitting is gebleken dat schuldenaren niet solliciteren, ondanks dat in de oproepbrief voor de zitting van 4 september 2014 op die verplichting wel nadrukkelijk is gewezen. Deze houding wijst niet op een reële schuldsaneringsgezindheid; te vrezen valt dat schuldenaren ook in het traject van de wettelijke schuldsaneringsregeling zich niet voldoende van hun arbeids- en sollicitatieplicht zullen kwijten.
Daarnaast staat er blijkens opgave van het CJIB een boete open van €996,- ter zake van het niet verzekerd zijn van een brommer, die op naam van [naam] staat, zo heeft verzoekster ter zitting verklaard. Het betreft hier een substantiële geldboete ter zake van een verkeersovertreding als bedoeld in artikel 5.4.4 van Bijlage IV bij het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken. Deze schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan.
Deze schuld, en het niet getuigen van schuldsaneringsgezindheid, zouden aan het toelaten tot de schuldsaneringsregeling in de weg staan, in het geval wel sprake is van een situatie van hebben opgehouden te betalen zoals hiervoor bedoeld.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, rechter, en in aanwezigheid van mr. N. Roos, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 september 2014 . [1]

Voetnoten

1.