Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.Standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
[verweerder],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij de aanvrager, mr. Evert Jan Heijnen, is aangesteld als curator in de faillissementen van twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. De verweerder, die als bestuurder van deze vennootschappen fungeerde, is aangesproken op de boedeltekorten die zijn ontstaan in beide faillissementen. De curator heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van het totale boedeltekort, maar de verweerder betwistte de pluraliteit van de vorderingen en stelde dat er slechts sprake was van één vordering.
De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van pluraliteit van schuldeisers, aangezien beide gefailleerde vennootschappen afzonderlijke administraties voerden en elk hun eigen debiteuren en crediteuren hadden. De faillissementen werden niet geconsolideerd afgewikkeld, en de curator handelde ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers in beide faillissementen afzonderlijk. De rechtbank concludeerde dat de curator de boedeltekorten had samengevoegd tot één vordering, waarvoor de verweerder was veroordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor faillietverklaring was voldaan, met name de pluraliteit van schuldeisers en het bestaan van ten minste één opeisbare vordering. De rechtbank verklaarde de verweerder failliet en benoemde mr. J.M. de Koning tot curator. De beslissing werd genomen in het openbaar, en de verweerder heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.