ECLI:NL:RBROT:2014:8420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
C/10/14/871 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en de rol van de curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij de aanvrager, mr. Evert Jan Heijnen, is aangesteld als curator in de faillissementen van twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. De verweerder, die als bestuurder van deze vennootschappen fungeerde, is aangesproken op de boedeltekorten die zijn ontstaan in beide faillissementen. De curator heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van het totale boedeltekort, maar de verweerder betwistte de pluraliteit van de vorderingen en stelde dat er slechts sprake was van één vordering.

De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van pluraliteit van schuldeisers, aangezien beide gefailleerde vennootschappen afzonderlijke administraties voerden en elk hun eigen debiteuren en crediteuren hadden. De faillissementen werden niet geconsolideerd afgewikkeld, en de curator handelde ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers in beide faillissementen afzonderlijk. De rechtbank concludeerde dat de curator de boedeltekorten had samengevoegd tot één vordering, waarvoor de verweerder was veroordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor faillietverklaring was voldaan, met name de pluraliteit van schuldeisers en het bestaan van ten minste één opeisbare vordering. De rechtbank verklaarde de verweerder failliet en benoemde mr. J.M. de Koning tot curator. De beslissing werd genomen in het openbaar, en de verweerder heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 9 oktober 2014
VONNIS op het op 5 september 2014 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
1. Mr. Evert Jan Heijnen q.q.in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap 1] B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
2. Mr. Evert Jan Heijnen q.q.in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennnootschap 2] B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
verzoeker,
advocaat mr. K. Baert,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
advocaat mr. J.K.S. Verhoek.

1.De procedure

Verzoeker, bij monde van mr. K. Baert en verweerder, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.K.S. Verhoek, zijn verschenen en gehoord ter terechtzitting van 7 oktober 2014.
De volgende stukken, met bijlagen zijn voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank overgelegd:
- Een brief van 6 oktober 2014 met bijlagen van mr. Verhoek.
Mr. Verhoek heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van een schriftelijk verweerschrift c.q. een pleitnotitie. Dit verweerschrift c.q. pleitnotitie zal aan het proces-verbaal van de zitting worden gehecht.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Standpunten

Voor zover van belang is door partijen het volgende aangevoerd.
Verzoeker stelt dat hij blijft bij de inhoud van zijn verzoekschrift.
Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij optreedt in hoedanigheid van curator in bovenvermelde faillissementen. Deze gefailleerde B.V.’s zijn zustervennootschappen, die ieder afzonderlijk een administratie hebben gevoerd met eigen debiteuren en crediteuren. Er is geen sprake van enige fiscale eenheid. De gefailleerde B.V.’s zijn twee aparte rechtspersonen en worden als op zichzelf staande faillissementen afgewikkeld. Voor beide gefailleerde B.V.’s is een aparte boedelrekening geopend. Beide B.V.’s hebben ook ieder afzonderlijk een vordering op verweerder. Tegen verweerder is een procedure gevoerd op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Verweerder is daarvoor veroordeeld; het vonnis is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. Het bedrag waarvoor verweerder is veroordeeld is de totaaltelling van de boedeltekorten in de beide faillissementen. Pluraliteit van schuldeisers is hiermee gegeven.
Er is geen sprake van misbruik maken van bevoegdheid. Met verweerder is onderhandeld over het innen van de vordering. Hierover is meerdere malen met verweerder gecorrespondeerd. Verweerder heeft geen juiste administratie gevoerd en heeft geen juiste gegevens verstrekt over het inkomen van zijn echtgenote. Een schikkingsaanbod van verweerder is door verzoeker niet geaccepteerd. Ingeval van faillissement van verweerder dient een curator de financiële situatie van verweerder te onderzoeken; ook dat is een belang van verzoeker.
Verweerder heeft – kort gezegd – de pluraliteit van schuldeisers betwist. Aan de vordering van verzoeker wordt ten grondslag gelegd de veroordeling ter zake van bestuurdersaansprakelijkheid. In het vonnis van de rechtbank van 5 maart 2014 is sprake van een veroordeling ter zake van één vordering. Uit het vonnis blijkt verder niet dat er wordt gesproken van twee opeisbare vorderingen, dan wel splitsing van die vordering.
De stelling van verzoeker dat er sprake is van twee verschillende schuldeisers blijkt evenmin uit het dictum van het vonnis. Verweerder heeft verder aangevoerd dat verzoeker misbruik maakt van zijn bevoegdheid om het faillissement van verweerder aan te vragen. Met verzoeker zijn onderhandelingen gevoerd over een schikking tegen finale kwijting. Aan verzoeker is een bedrag geboden van € 25.000,-- tegen finale kwijting. Dit bedrag zou verweerder van familie hebben kunnen lenen. Verzoeker heeft het schikkingsaanbod niet geaccepteerd. Verzoeker is bekend met de financiële situatie van verweerder. Verweerder heeft geen vermogensbestanddelen. Een faillissement van verweerder zal daarom niet leiden tot een uitkering aan schuldeisers.

3.De beoordeling

Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert te hebben opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Verzoeker is aangesteld tot curator in een tweetal gefailleerde B.V.’s, waarvan verweerder bestuurder is. Uit het onderhavige verzoekschrift komt naar voren dat deze gefailleerde B.V.’s ieder voor zich een vordering hebben op verweerder vanwege geconstateerde boedeltekorten. Verweerder is voor deze tekorten bij vonnis van deze rechtbank van 5 maart 2014 veroordeeld tot betaling van een bedrag van totaal € 1.782.897,39, inclusief rente en kosten. Het verweer van verweerder dat slechts sprake is van één vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet juist, aangezien uit de door verweerder overgelegde stukken is gebleken dat het zowel een vordering vanwege boedeltekort uit het faillissement van[naam vennootschap 1] B.V. als uit het faillissement van [naam vennnootschap 2] B.V. betreft. Deze tekorten zijn door verzoeker samengevoegd tot één bedrag, tot betaling waarvan verweerder uiteindelijk is veroordeeld. Ook de stelling van verzoeker dat het hier gaat om twee aparte B.V.’s met een ieder afzonderlijke administratie met eigen debiteuren en crediteuren is door verweerder verder niet weersproken. Zo zijn er twee afzonderlijke crediteurenlijsten overgelegd. Er is sprake van geconsolideerde verslaglegging in beide faillissementen, maar geconsolideerde afwikkeling van de faillissementen is niet aan de orde.
Dat mr. E.J. Heijnen benoemd is tot curator in beide faillissementen, maakt niet dat sprake is van (slechts) één schuldeiser. Hij oefent zijn taak als curator uit ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers in beide faillissementen afzonderlijk. Daarnaast is weliswaar sprake van een samenhang tussen de vorderingen, maar de curator heeft in elk der beide faillissementen een zelfstandig vorderingsrecht. In zoverre bestaan de vorderingen naast elkaar (vgl. HR 5 maart 2004, JOR 2004/150 r.o. 3.5.2).
Het standpunt van verweerder dat verzoeker misbruik maakt van zijn bevoegdheid is door verzoeker gemotiveerd bestreden, onder andere door te wijzen op eerdere (mislukte) pogingen om tot een betalingsregeling te komen, het inkomen uit arbeid dat verweerder geniet, zodat ter zake verhaal mogelijk is, alsmede het belang van onderzoek door een curator naar (overige) verhaalsmogelijkheden. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van misbruik van bevoegdheid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan nu vast staat dat sprake is pluraliteit van schuldeisers en van het bestaan van ten minste één opeisbare vordering. Dit leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart
[verweerder],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. R. Kruisdijk, lid van deze rechtbank:
- stelt aan tot curator mr. J.M. de Koning, advocaat te Hellevoetsluis;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, rechter, en in aanwezigheid van M. Bijnagte, griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2014 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.