ECLI:NL:RBROT:2014:779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
C/10/441308 FT RK 13-985
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagvergoeding en schuldsaneringsregeling: Beoordeling van uitzonderingen op artikel 295 Fw

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een ontslagvergoeding van een schuldenaar buiten de boedel van de schuldsaneringsregeling kan worden gehouden. De appellant, die sinds 2001 in dienst was bij adidas International Trading B.V., verzocht om een deel van zijn ontslagvergoeding van € 75.692,08 buiten de boedel te houden, onder verwijzing naar artikel 295 lid 4 sub a en c van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft de beschikking van de rechter-commissaris van 16 december 2013 bekrachtigd, waarin was geoordeeld dat de volledige ontslagvergoeding aan de boedel moest worden afgedragen.

De rechtbank overwoog dat de ontslagvergoeding niet onder de wettelijke uitzonderingen van artikel 295 lid 1 Fw valt. De appellant had aangevoerd dat zijn ontslag buiten zijn schuld was en dat hij door de volledige afdracht van de ontslagvergoeding onevenredig benadeeld zou worden, gezien zijn leeftijd en gezondheidstoestand. De rechtbank concludeerde echter dat er geen ruimte is om aan de uitzonderingen op artikel 295 lid 1 Fw een uitleg te geven die de bewoordingen daarvan te buiten gaat. De ontslagvergoeding is bedoeld als compensatie voor het wegvallen van inkomen en pensioenopbouw, en valt daarmee onder de boedel.

De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling is bedoeld om de schuldenaar een schone lei te geven, maar dat dit niet betekent dat alle ontvangen bedragen buiten de boedel kunnen blijven. De beslissing van de rechter-commissaris werd derhalve bekrachtigd, en het beroep van de appellant werd afgewezen. Deze uitspraak onderstreept de strikte toepassing van de regels omtrent de schuldsaneringsregeling en de boedel.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/441308 FT RK 13-985
insolventienummer: C/10/10/569 R
Beschikking van 31 januari 2014in hoger beroep op grond van artikel 315 Faillissementswet tegen de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 16 december 2013 in de schuldsaneringsregeling van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat mr. A.T. Tilburg,
bewindvoerder: Y.L.W. Taal,
rechter-commissaris: mr. W. Reinds.
Appellant wordt hierna aangeduid als [appellant].

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • brief van de bewindvoerder aan de schuldenaar van 31 juli 2013;
  • brief van de rechter-commissaris aan de bewindvoerder van 8 augustus 2013;
  • brief van mr. Tilburg aan de rechter-commissaris van 6 september 2013;
  • brief van de bewindvoerder aan de rechter-commissaris van 20 september 2013;
  • beschikking van 16 december 2013;
  • hoger beroepschrift ontvangen op 19 december 2013 (per fax), met één bijlage;
  • brief van de bewindvoerder aan de rechtbank van 8 januari 2014;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 16 januari 2014.
1.2.
De uitspraak op het hoger beroep is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld zodat [appellant] in zoverre ontvankelijk is in zijn beroep.
- Feiten
2.2.
Bij vonnis van 22 november 2010 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van Y.L.W. Taal tot bewindvoerder. Op 22 november 2013 is aan [appellant] een schone lei verleend.
2.3.
[appellant] is sinds 2001 in loondienst geweest bij adidas International Trading B.V. (hierna: adidas). Vanwege sluiting van één van de distributiecentra van adidas is de arbeidsplaats van [appellant] op 30 september 2013 komen te vervallen. Op 8 juli 2013 heeft [appellant] een vaststellingsovereenkomst getekend op grond waarvan zijn arbeidsovereenkomst per 30 september 2013 wordt beëindigd en aan [appellant] een bruto ontslagvergoeding wordt toegekend van € 75.692,08. Deze vergoeding is gebaseerd op het sociaal plan dat binnen adidas geldt. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op basis van de tot 2008 geldende Kantonrechtersformule waarbij de correctiefactor (C) is vastgesteld op 1,5.
2.4.
De bewindvoerder van [appellant], Y.L.W. Taal, heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele ontslagvergoeding aan de boedel dient te worden afgedragen en heeft – na toestemming van de rechter-commissaris - adidas verzocht de ontslagvergoeding over te maken naar de boedelrekening.
2.5.
[appellant] is hiertegen opgekomen en heeft de rechter-commissaris op 6 september 2013 verzocht (een deel van) de ontslagvergoeding buiten de boedel te houden.
- Beschikking van de R-C
2.6.
In zijn beschikking van 16 december 2013 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat [appellant] de volledige ontslagvergoeding dient af te dragen aan de boedelrekening. De rechter-commissaris grondt zijn besluit op artikel 295 lid 1 Fw dat bepaalt dat de boedel de goederen van de schuldenaar omvat ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alsmede de goederen die de schuldenaar tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling verkrijgt.
- Gronden van het beroep
2.7.
[appellant] heeft op 19 december 2013 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris. De ontslagvergoeding dient volgens [appellant] op grond van artikel 295 lid 4 sub a en sub c jo. 21 Fw (tenminste gedeeltelijk) buiten de boedel te blijven. Daarbij moet, aldus [appellant], rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden waaronder de ontslagvergoeding is verstrekt. Het dienstverband van [appellant] bij adidas is geheel buiten zijn schuld beëindigd kort voor de einddatum van de schuldsaneringsregeling die is geëindigd met de schone lei. Gezien zijn leeftijd (55 jaar) en gezondheidstoestand ([appellant] is momenteel arbeidsongeschikt en krijgt een uitkering op grond van de Ziektewet) zijn de vooruitzichten van [appellant] op een nieuwe baan zeer ongunstig. Naar verwachting zal hij het (op zijn minst geruime tijd en mogelijk permanent) zonder inkomen uit arbeid en zonder verdere pensioenopbouw moeten stellen. De ontslagvergoeding moet dan ook worden beschouwd als een compensatie voor het langdurig of definitief wegvallen van arbeidsinkomen en pensioenopbouw. Door volledige afdracht van de ontslagvergoeding aan de boedel wordt [appellant] onevenredig benadeeld.
- Verweer van de bewindvoerder
2.8.
De bewindvoerder van [appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechter-commissaris dat de gehele ontslagvergoeding aan de boedel dient te worden afgedragen, moet worden bekrachtigd.
- Beoordeling
2.9.
Artikel 295 lid 1 Fw bepaalt dat de boedel de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling omvat, alsmede de goederen die de schuldenaar tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt. Op deze regel wordt in artikel 295 leden 2 tot en met 6 een aantal uitzonderingen gemaakt. [appellant] beroept zich in deze procedure op uitzonderingen genoemd in artikel 295 lid 4 sub a en sub c Fw jo. artikel 21 Fw.
2.10.
Op grond van artikel 295 lid 4 sub a Fw zijn van de boedel uitgesloten de goederen die de schuldenaar anders dan om niet verkrijgt krachtens een tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot stand gekomen overeenkomst indien de met die verkrijging samenhangende prestatie van de schuldenaar niet ten laste van de boedel komt. Deze uitzondering houdt verband met het feit dat de schuldenaar krachtens artikel 297 Fw bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen met (onder meer) het vrij te laten bedrag. Het artikel ziet niet op de voorliggende situatie waarin de schuldenaar vanwege een beëindiging van een arbeidsovereenkomst tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling een ontslagvergoeding ontvangt. In die situatie kan niet worden gezegd dat de prestatie van de schuldenaar (het instemmen met beëindiging van de arbeidsrelatie in ruil voor een ontslagvergoeding) niet ten laste van de boedel komt.
2.11.
Ook het beroep van [appellant] op de uitzondering in artikel 295 lid 4 sub c Fw jo. artikel 21 Fw slaagt niet. In artikel 21 Fw gaat het om aldaar met name genoemde vermogensbestanddelen die in een faillissementssituatie buiten de boedel vallen. Op grond van artikel 295 lid 4 sub c Fw vallen enkele van die vermogensbestanddelen ook buiten de schuldsaneringsboedel. De ontslagvergoeding dient hoofdzakelijk ter compensatie van weggevallen inkomen en is niet aan te merken als een van die in artikel 21 Fw genoemde vermogensbestanddelen.
2.12.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of de (hiervoor onder 2.7 weergegeven) argumenten die ten grondslag liggen aan het verzoek van [appellant] een deel van de ontslagvergoeding buiten de boedel te houden desondanks een uitzondering rechtvaardigen op het bepaalde in artikel 295 lid 1 Fw en aldus zelfstandig het oordeel kunnen dragen dat de ontslagvergoeding buiten de boedel valt. De rechtbank acht hierbij in het bijzonder van belang dat:
- de schuldsaneringsregeling binnen enkele maanden na toekenning van de ontslagvergoeding is geëindigd met toekenning van de schone lei op 22 november 2013;
- de ontslagvergoeding hoofdzakelijk bedoeld is om het wegvallen van salaris en (in het verlengde daarvan deels kan worden aangewend om) gemiste pensioenopbouw te compenseren, welk salaris hij zonder het ontslag en de in dat kader toegekende ontslagvergoeding ná het eindigen van de schuldsaneringsregeling zou hebben verkregen, in welk geval deze bedragen (anders dan in faillissement) niet bloot zouden hebben gestaan aan verhaal voor de overblijvende schulden ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt.
Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 24 november 2006 (NJ 2007, 239) is er gelet op de aard van de schuldsaneringsregeling (namelijk de beoogde verlening van een schone lei waartegenover een zo groot mogelijke inspanning van de schuldenaar tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling moet staan om zoveel mogelijk activa in de boedel te brengen) evenwel geen ruimte om aan de (in de wet verwoorde) uitzonderingen op artikel 295 lid 1 Fw een uitleg te geven die de bewoordingen daarvan te buiten gaat. Tegen die achtergrond moet de conclusie zijn dat, nu de onderhavige ontslagvergoeding niet onder de wettelijke uitzonderingen op artikel 295 lid 1 Fw valt, er geen ruimte is de ontslagvergoeding (gedeeltelijk) buiten de schuldsaneringsboedel te houden.
2.13.
Het beroep wordt derhalve afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 16 december 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, mr. F. Damsteegt-Molier en mr. T. Boesman en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014.
2309/1354/2148