Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[verzoeker 1], te [plaats],
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), te Amsterdam, verweerster,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de intrekking van de vergunning van vennootschap X door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het bestreden besluit, dat op 28 april 2014 door DNB is genomen, houdt in dat de vergunning van vennootschap X per 28 juli 2014 wordt ingetrokken op basis van de Wet toezicht trustkantoren. Verzoekers, bestaande uit aandeelhouders van vennootschap X, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt. Dit komt doordat hun belang slechts afgeleid is van het belang van vennootschap X, en zij niet de enige aandeelhouders zijn. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie, waarin is bepaald dat alleen degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vrees van verzoekers dat het bestreden besluit hen in hun fundamentele rechten zou raken, niet opgaat. De vergunning van vennootschap X is geen eigendom van verzoekers, en het besluit heeft enkel invloed op de waarde van hun aandelen, wat inherent is aan het aandeelhouderschap. Gezien het ontbreken van een rechtstreeks betrokken belang, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.