In deze zaak heeft eiser op 28 februari 2013 een verzoek ingediend bij verweerder om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder heeft op 29 mei 2013 beslist op dit verzoek, maar eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om de verschuldigdheid en hoogte van een dwangsom vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig op het verzoek heeft beslist, waardoor eiser recht heeft op een dwangsom van € 1.260,-. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiser op 29 maart 2013 rechtsgeldig was en dat verweerder niet met de juiste beslissing is gekomen over de dwangsom. De rechtbank vernietigt de weigering van verweerder om een besluit te nemen over de dwangsom en stelt deze vast. Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het niet in behandeling nemen van het bezwaar ongegrond verklaard, omdat de gemachtigde van eiser niet de juiste procedure heeft gevolgd door gebruik te maken van een antwoordnummer in plaats van het postbusadres. De rechtbank concludeert dat de keuze van verweerder om alleen voor bepaalde doelen een antwoordnummer open te stellen een vrije keuze is, en dat de kosten van de bezorging voor rekening van verweerder komen. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser toegewezen en het griffierecht vergoed.