ECLI:NL:RBROT:2014:6960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
15 augustus 2014
Zaaknummer
C/10/343223 / HA ZA 09-3431
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor tussentijds hoger beroep in complexe civiele procedure

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, is op 9 juli 2014 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Kerten Investments SARL en verschillende gedaagden, waaronder Selectica Fund Ltd en Diversica Financial Group B.V. De rechtbank heeft in dit vonnis toestemming verleend voor het instellen van tussentijds hoger beroep door gedaagde [gedaagde3] tegen een eerder tussenvonnis van 9 april 2014. Dit tussenvonnis had betrekking op een overeenkomst tot het geven van beleggingsadvies tussen Kerten en [gedaagde3], waarbij de rechtbank oordeelde dat [gedaagde3] tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [gedaagde3] om tussentijds hoger beroep, stellende dat de omstandigheden geen uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigen. De rechtbank overweegt echter dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen, gezien de complexiteit van de procedure en de cruciale beslissingen die in het tussenvonnis zijn genomen. De rechtbank benadrukt dat het belang van een voortvarende behandeling van de zaak niet opweegt tegen de noodzaak om het oordeel van het hof te verkrijgen over de door de rechtbank genomen beslissingen.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat de toestemming voor tussentijds hoger beroep uitsluitend geldt in het geschil tussen eisers en [gedaagde3]. Voor de overige gedaagden is geen verzoek om toestemming ingediend, en de rechtbank is voornemens om in die procedures eindvonnis te wijzen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/343223 / HA ZA 09-3431
Vonnis van 9 juli 2014
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [woonplaats],
2. de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
KERTEN INVESTMENTS SARL,
gevestigd te Luxemburg,
eisers,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
SELECTICA FUND LTD,
gevestigd te George Town,
gedaagde,
advocaat voorheen mr. N.M. Jonker, thans niet meer vertegenwoordigd,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIVERSICA FINANCIAL GROUP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Jonker,
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats2],
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Lemstra,
4.
[gedaagde4],
wonende te [woonplaats3],
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Jonker,
5.
[gedaagde5],
wonende te [woonplaats4],
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Jonker,
6.
[gedaagde6],
wonende te [woonplaats5],
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Stek,
7.
[gedaagde7],
wonende te [woonplaats6],
gedaagde,
advocaat mr. G. te Winkel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 april 2014;
  • de brief van 22 mei 2014 van mr. Lemstra;
  • de brief van 26 mei 2014 van mr. Ditvoorst;
  • de e-mail van mr. Jonker van 5 juni 2014;
  • de e-mail van mr. Stek van 3 juni 2014;
  • de e-mail van mr. Van Loon (namens gedaagde [gedaagde7]) van 3 juni 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling van het verzoek om tussentijds hoger beroep

2.1.
Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank onder meer beslist dat tussen Kerten en [gedaagde3] een overeenkomst tot het geven van beleggingsadvies is tot stand gekomen en dat [gedaagde3] in de nakoming van die overeenkomst is tekort geschoten. De rechtbank heeft voorts een instructie gegeven voor een voortgezet schriftelijk debat.
2.2.
Bij bovengenoemde brief heeft (mr. Lemstra namens) [gedaagde3] verzocht om toestemming voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen dit vonnis. Daartoe heeft [gedaagde3] aangevoerd, kort weergegeven, dat hij zich met de door de rechtbank genomen beslissingen niet kan verenigen, dat nog een uitvoerig debat zal moeten plaatsvinden over het causaal verband, de toerekenbaarheid, de mate van eigen schuld en de omvang van de schade en dat het al met al de proceseconomie ten goede komt indien tussentijds het oordeel van het hof kan worden verkregen over de door de rechtbank genomen beslissingen.
2.3.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [gedaagde3]. In dat verband hebben zij aangevoerd dat de door [gedaagde3] gestelde omstandigheden geen uitzondering op het wettelijk uitgangspunt rechtvaardigen en dat de proceseconomie gebaat is bij een spoedig eindvonnis in eerste aanleg.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5.
Bij de beoordeling van het verzoek moet worden voorop gesteld dat dit verzoek ertoe strekt een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde regel dat hoger beroep van tussenvonnissen slechts is toegestaan tegelijk met dat tegen het eindvonnis. Bij het toestaan van die uitzondering dient de rechter terughoudendheid te betrachten, zo volgt uit de wetsgeschiedenis. Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven een uitzondering op de hoofdregel te maken.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het wettelijke uitgangspunt rechtvaardigen. Het gaat hier om een complexe en omvangrijke procedure, waarin bij het tussenvonnis enkele cruciale beslissingen door de rechtbank zijn genomen die bepalend zijn voor het verdere verloop van de procedure. De verwachting is gerechtvaardigd dat dit verdere verloop evenzeer complex zal zijn. In het verdere schriftelijke debat moet immers concreet en specifiek gedebatteerd worden over de afzonderlijke beleggingen, over de schade die eisers per belegging vorderen en over de specifieke normschending door [gedaagde3] die tot die schade heeft geleid (zie 4.29 van het tussenvonnis). Bovendien zal het debat gevoerd moeten worden over het causaal verband, de toerekenbaarheid, de eigen schuld en de omvang van de schade (zie 4.26 van het tussenvonnis). Dit verdere debat is niet nodig indien het oordeel van de rechtbank over het bestaan van een overeenkomst tussen Kerten en [gedaagde3] en over de tekortkoming van [gedaagde3] niet in stand blijft. Hiertegenover staat het belang van eisers bij een voortvarende behandeling van de zaak. Dit belang legt naar het oordeel van de rechtbank in dit specifieke geval onvoldoende gewicht in de schaal, alleen al omdat het, gelet op het financiële belang van de zaak, aannemelijk is dat een of meerdere van de partijen hoe dan ook in appel zal gaan.
2.7.
Het verzoek zal dus worden toegewezen.
2.8.
De toestemming geldt uitsluitend in het geschil tussen eisers en [gedaagde3]. In het geschil tussen eisers en de overige gedaagden is geen verzoek om toestemming tot het instellen van tussentijds appel ingediend en de rechtbank ziet geen aanleiding die toestemming ambtshalve te verlenen. Daarbij speelt een rol dat de rechtbank ten aanzien van alle overige gedaagden al bindende beslissingen heeft genomen die maken dat jegens die gedaagden eindvonnis gewezen kan worden. Die beslissingen komen erop neer dat de vordering jegens Selectica (gedaagde 1) zal worden toegewezen en de vorderingen op de overige gedaagden (behoudens [gedaagde3]) zal worden afgewezen. Dit roept de vraag op wat voor de procedures jegens de overige gedaagden het gevolg moet zijn van het tussentijdse appel in het geschil tussen eisers en [gedaagde3]. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.9.
In de regel verdient het de voorkeur dat een procedure tegen meerdere gedaagden die bij een en dezelfde dagvaarding aanhangig is gemaakt gezamenlijk wordt behandeld en ook gezamenlijk, bij een en hetzelfde eindvonnis, tot een einde wordt gebracht. Meestal immers zullen de vorderingen jegens de verschillende gedaagden feitelijk samenhangen. Gezamenlijke afdoening voorkomt dat op verschillende momenten samenhangende procedures in appel bij het hof worden aangebracht. Dit laat echter onverlet dat sprake is van formeel afzonderlijke procedures tussen eisers en ieder van gedaagden. In een geval als het onderhavige, waar de procedures tegen de overige gedaagden voor afdoening gereed liggen, zal het gevolg van een tussentijds appel in het geschil tussen eisers en [gedaagde3] zijn dat die overige gedaagden aanzienlijk langer moeten wachten op een eindvonnis in hun procedures. Gelet hierop is de rechtbank, conform het verzoek van gedaagden 2, 4 en 5, voornemens om in de procedures tegen de overige gedaagden eindvonnis te wijzen.
2.10.
Teneinde eisers en gedaagden 6 en 7 niet te verrassen, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de rol voor een door die partijen te nemen akte, waarin zij zich over dit voornemen kunnen uitlaten.

3.De beslissing

De rechtbank
in het geschil tussen eisers en [gedaagde3]
3.1.
bepaalt dat, voordat het eindvonnis is gewezen, hoger beroep kan worden ingesteld tegen het tussenvonnis van 9 april 2014;
in het geschil tussen eisers en de overige gedaagden
3.2.
verwijst de zaak naar de rol van
23 juli 2014voor akte als bedoeld in 2.10.
Dit vonnis is gewezen door Th. Veling, mr. A.J.J. van Rijen en mr. J.A. Moolenburgh en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.
1980/106/901