ECLI:NL:RBROT:2014:5819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
ROT 13/4259
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek van Stichting 't Hollandsch Huys tegen de Autoriteit Consument & Markt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in het herzieningsverzoek van Stichting 't Hollandsch Huys tegen de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.J.L. Verheul, had eerder een verzoek om herziening ingediend dat door ACM was afgewezen. Het primaire besluit van ACM dateert van 19 november 2012, waarin het verzoek om herziening van een eerder besluit werd afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit werd door ACM ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 22 mei 2013. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar ACM heeft geen verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 15 mei 2014.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres voor de tweede keer een verzoek om herziening heeft ingediend. De rechtbank benadrukt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, indien er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden gepresenteerd, het bestuursorgaan de aanvraag kan afwijzen. Eiseres heeft in haar herzieningsverzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling van haar klacht. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de vereisten voor herziening.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/4259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2014 in de zaak tussen

Stichting 't Hollandsch Huys, te Den Haag, eiseres,

gemachtigde
:de Stichting Stedebouw & Stadsherstel, gemachtigde[naam]
en

de Autoriteit Consument & Markt (ACM), verweerster,

gemachtigde: mr. W.J.L. Verheul.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2012 (het primaire besluit) heeft ACM een verzoek van eiseres om herziening van een eerder genomen besluit afgewezen.
Bij besluit van 22 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft ACM het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
ACM heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Voor de feiten en omstandigheden voorafgaand aan het bestreden besluit, en de besluiten die voorafgaand aan het bestreden besluit zijn genomen, verwijst de rechtbank naar hetgeen ACM hierover in het bestreden besluit heeft vermeld.
2.
In artikel 4:5, eerste lid, is bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
In artikel 4:6 van de Awb is bepaald dat, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
In het tweede lid is bepaald dat, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
3.
Op grond van vaste jurisprudentie, zoals bijvoorbeeld de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 8 januari 2009, ECLI:NL:CBB:2009:BH0992, dient, indien het bestuursorgaan weigert op een definitief geworden besluit terug te komen, de bestuursrechter het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, en zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden van het oorspronkelijke besluit terug te komen. Daarbij ligt het op de weg van de indiener van het verzoek om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren te brengen.
4.
De rechtbank stelt vast dat eiseres voor de tweede maal een verzoek om herziening heeft ingediend. Gelet daarop staat bij de beoordeling van het herzieningsverzoek van 5 juni 2012, en in het bijzonder of er sprake is van nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden, niet het besluit van 14 december 2001 tot afwijzing van de klacht of het besluit van 14 juni 2002, waarbij de bezwaren tegen de afwijzing van de klacht ongegrond zijn verklaard, centraal, maar het besluit van het besluit van 12 maart 2010, waarbij ACM een eerste verzoek van eiseres om herziening van het besluit van ACM van 14 december 2001 heeft afgewezen.
5.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres in het kader van haar herzieningsverzoek van 5 juni 2012 geen nieuwe feiten en/of omstandigheden heeft aangeleverd die betrekking hebben op de gedragingen die eiseres in haar klacht aan de orde heeft gesteld. Ook de stukken die in de bezwaarfase zijn overgelegd bevatten geen informatie die kan worden gekwalificeerd als nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden. In haar beroepschrift heeft eiseres niet vermeld welke nieuwe feiten en/of omstandigheden zij heeft aangevoerd in haar herzieningsverzoek of in de bezwaarfase. Ook naar aanleiding van de vraag van de rechtbank wat de gronden van haar beroep zijn, brengt eiseres in haar schriftelijke reacties van 18 oktober 2013 en van 20 november 2013 slechts naar voren dat ACM niets met de klacht heeft gedaan.
6.
Dit betekent dat het beroep ongegrond is.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.