ECLI:NL:RBROT:2014:4993
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget door zorgkantoor op basis van eerdere verplichtingen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de afwijzing van een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (PGB) door Achmea Zorgkantoor N.V. De aanvraag van verzoeker, die eerder een PGB had ontvangen, werd afgewezen omdat hij zich niet had gehouden aan de verplichtingen die aan de eerdere verstrekking waren verbonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing op grond van artikel 2.6.4, eerste lid, aanhef en onder l, van de Regeling subsidies AWBZ terecht was, gezien de eerdere uitspraak van de rechtbank van 18 juli 2013 waarin was vastgesteld dat verzoeker niet aan zijn verantwoordingsplicht had voldaan. Verzoeker betwistte de afwijzing en stelde dat er geen sprake was van schulden uit een eerder PGB, maar de voorzieningenrechter zag geen ruimte voor een belangenafweging, gezien het dwingendrechtelijke karakter van de regelgeving. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. dr. R. Stijnen, en is openbaar uitgesproken.