ECLI:NL:RBROT:2014:4816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
ROT 13/6367
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 juni 2014, wordt ingegaan op de verzoeken van eiser om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had 26 verzoeken ingediend om informatie over verleende omgevingsvergunningen en gedoogbeschikkingen, welke door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht waren afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzingen ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens misbruik van bevoegdheid. De rechtbank stelt vast dat de verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat de gevraagde informatie toegankelijk was via de website van de gemeente Dordrecht. Eiser had aangevoerd dat hij de informatie niet kon vinden, en de rechtbank concludeert dat de bezwaarschriften niet zijn ingediend met het doel om de gemeente te schaden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft verweerder de gelegenheid om de gebreken te herstellen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/6367
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van 11 juni 2014 in de zaak tussen

[naam], te [plaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder,

gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Bij besluiten van 19 en 28 juni 2013 en 2, 4, 8, 11 en 15 juli 2013 heeft verweerder 26 verzoeken van eiser om hem met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) informatie te verstrekken, afgewezen.
Bij besluit van 25 september 2013 heeft verweerder eisers bezwaren tegen deze afwijzingen primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (het bestreden besluit) heeft eiser beroep ingesteld.
Bij brief van 4 maart 2013 heeft de rechtbank bij verweerder nadere stukken opgevraagd.
Verweerder heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014. Eiser is verschenen. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen, vergezeld van[naam].

Overwegingen

1.
Bij verzoeken van 16 en 28 mei 2013, 14 juni 2013 en 5 juli 2013 heeft eiser verweerder verzocht om openbaarmaking van informatie over de verleende omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met regels van ruimtelijke ordening voor 23 nader genoemde adressen. Bij verzoeken van 30 mei 2013 heeft eiser verweerder verzocht om openbaarmaking van de informatie over alle omgevingsvergunningen voor gebruik in strijd met regels van ruimtelijke ordening en alle gedoogbeschikkingen, met uitzondering van die voor coffeeshops, verleend in de periode van 2010 tot en met 2012.
2.
Bij de primaire besluiten heeft verweerder laten weten dat de door eiser gevraagde informatie voor ieder beschikbaar is op de website www.dordrecht.nl onder ‘bekendmakingen’. Verweerder gaat er daarom vanuit dat hij tegemoet is gekomen aan eisers verzoek.
3.
Aan het bestreden besluit, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser met het indienen van de bezwaarschriften misbruik maakt van procesrecht. Daartoe wijst verweerder erop dat eiser zelf heeft aangegeven dat zijn procedeergedrag is ingegeven door de wens de gemeente dwars te zitten. Uit eisers verklaringen blijkt duidelijk dat hij de bezwaarschriften niet indient omdat hij het niet eens is met de besluiten, maar om de gemeente te “zieken”. Het is eisers bedoeling de gemeentelijke organisatie te ontwrichten en de gemeente op kosten te jagen. De bezwaarschriften zijn slechts ingediend om verweerder schade toe te brengen, aldus verweerder. Eiser heeft tegen alle 26 afwijzingen precies hetzelfde bezwaar ingebracht, namelijk dat hij de gevraagde informatie niet kon achterhalen via de website waarnaar verweerder heeft verwezen. Ditzelfde betoog is eerder al in drie beslissingen op een groot aantal bezwaren van eiser door verweerder ongegrond verklaard. Bij de hoorzitting over die bezwaren heeft verweerder aangetoond dat de door eiser gevraagde informatie via de aangegeven website te achterhalen was. Eiser had dus redelijkerwijs kunnen weten dat de nu in geding zijnde bezwaren evident kansloos waren. Verweerder concludeert op grond van die omstandigheden dat hier sprake is van misbruik van (proces)recht door eiser.
4.
Eiser betwist in beroep dat met de ingediende bezwaarschriften sprake was van misbruik van recht.
5.
Artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt:
1.
Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
2.
Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
3.
Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.
Op grond van artikel 3:15 van het BW vindt artikel 3:13 van het BW ook buiten het vermogensrecht toepassing, dit voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
6.
De bestuursrechter gaat slechts over tot het rechterlijk oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid in het uitzonderlijke geval waarin een natuurlijke persoon kennelijk onredelijk gebruik maakt van het bestuurs(proces)recht. De aard van de verhouding tussen overheid en burger brengt mee dat minder snel mag worden aangenomen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. De positie van de overheid is immers een bijzondere. Een burger moet de nodige ruimte worden geboden om tegen besluiten van de overheid op te komen. Een bevoegdheid door een burger kan echter worden misbruikt, onder meer door haar uit te oefenen met geen ander doel dan het overheidsorgaan te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval de burger, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10241).
7.1.
Blijkens de verzoeken wenst eiser informatie over door verweerder verleende omgevingsvergunningen en gedoogbeschikkingen, om aan de hand van deze documenten te kunnen beoordelen of hij strenger is behandeld dan andere betrokkenen bij vergelijkbare besluiten. In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat hij de documenten niet kan terugvinden op de website.
7.2.
Eisers stelling dat de gevraagde documenten niet terug te vinden zijn op de website is door verweerder onvoldoende weerlegd. In drie eerder door verweerder genomen beslissingen van 26 en 29 augustus 2013, waarnaar verweerder ter motivering van zijn standpunt heeft verwezen, was sprake van bezwaarschriften tegen de afwijzing om eiser met toepassing van de Wob informatie te verstrekken die al openbaar is en is te vinden in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Dat bij de hoorzitting die kennelijk in die procedures heeft plaatsgevonden, is vastgesteld dat “de website werkt”, betekent nog niet dat het voor eiser ook duidelijk moest zijn hoe op de website van de gemeente de in deze zaak door eiser gevraagde documenten zijn te vinden. In de primaire besluiten is dit evenmin vermeld. Ter zitting heeft verweerder dit desgevraagd ook niet kunnen toelichten. Ter zitting is slechts gebleken dat op de betreffende website onder het kopje ‘bekendmakingen’ de wekelijkse bekendmakingen over vergunningen en andere besluiten zijn te vinden in de vorm van een pdf-bestand van het huis-aan-huisblad. De verleende vergunningen en besluiten zelf zijn hier niet te vinden en een doorklikfunctie naar die vergunningen en besluiten ontbreekt. Daarbij komt dat niet kan worden gezocht op adres of soort beschikking maar alleen per uitgave van het huis-aan-huisblad, zodat het niet gemakkelijk is om via deze weg informatie over bepaalde besluiten en/of over bepaalde adressen te vinden.
7.3.
De rechtbank acht hiermee voldoende aannemelijk geworden dat de bezwaarschriften niet zijn ingediend met het enkele doel van toebrengen van schade aan de gemeente. De omstandigheden leiden evenmin tot de conclusie dat eiser in redelijkheid niet tot indiening van bezwaarschriften had kunnen komen.
8.
Hieruit volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser misbruik heeft gemaakt van recht door bezwaar in te stellen tegen de primaire besluiten. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met 7:12, eerste lid, van de Awb.
9.
Met het oog op het streven naar een definitieve beslechting van het geschil heeft de rechtbank vervolgens bezien of er aanleiding is om zelf in de zaak te voorzien. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de primaire besluiten niet in stand kunnen blijven, nu niet is gebleken dat de gevraagde documenten toegankelijk zijn via de website www.dordrecht.nl onder het kopje ‘Bekendmakingen’. Verweerder heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de door eiser gevraagde documenten in een andere, voor hem gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek toegankelijk is. Voor zover verweerder heeft bedoeld dat eiser met de bekendmakingen, zoals vermeld op de website, toegang heeft tot een samenvatting van de gevraagde documenten als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, overweegt de rechtbank dat een dergelijke -zeer korte- samenvatting niet voldoet, gelet op de aard van eisers verzoek.
10.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid te stellen de geconstateerde gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat de door eiser gevraagde informatie voor het publiek beschikbaar is in een voor eiser gemakkelijk toegankelijke vorm (al dan niet op de website van de gemeente) en dus voldoet aan de voorwaarden die artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b van de Wob daaraan stelt, dan dient hij nader te motiveren op welke plaats op de website en via welke zoekstrategie deze informatie waaronder in ieder geval zijn te verstaan de gevraagde vergunningen en besluiten zelf- voor eiser gemakkelijk toegankelijk is.
Voor zover de informatie niet reeds beschikbaar is onder de hierboven omschreven voorwaarden, dient verweerder alsnog te besluiten over openbaarmaking ervan.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
11.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lammerse, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.