ECLI:NL:RBROT:2014:4586
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim van ambtenaar bij de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar bij de Belastingdienst, en de staatssecretaris van Financiën. Eiser was sinds 1984 werkzaam bij de Belastingdienst en had in 2013 gemeld dat hij twee bankrekeningen in Duitsland had, die hij niet eerder had opgegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting. Dit leidde tot een onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim, waaruit bleek dat eiser zijn aangiften van 1985 tot en met 2011 onjuist had ingediend door de ontvangen rente op zijn Duitse bankrekeningen niet aan te geven. De staatssecretaris legde eiser een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op, wat eiser aanvocht.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht hoge eisen stelt aan de integriteit van ambtenaren van de Belastingdienst. Eiser had gedurende dertig jaar goed gefunctioneerd, maar dit kon niet afdoen aan de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank concludeerde dat het plichtsverzuim van eiser zodanig ernstig was dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was. Eiser had niet aangetoond dat hij niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en het nalaten om aangifte te doen was voor zijn rekening en risico.
De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond en bevestigde de beslissingen van de staatssecretaris. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding, en tegen de uitspraak kon binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.