Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. J.J.J. Schols, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team kabinet rechter-commissaris (hierna: de rechter-commissaris).
Rechtbank Rotterdam
Op 7 maart 2014 heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van een strafzaak, die door het gerechtshof was verwezen naar de rechter-commissaris. De wrakingskamer heeft zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar het gerechtshof Den Haag.
De achtergrond van het wrakingsverzoek ligt in een strafzaak tegen de verzoekster, die op 5 juni 2013 door het gerechtshof Den Haag voor onbepaalde tijd was geschorst. De rechter-commissaris had op 15 november 2013 een rechtshulpverzoek gedaan aan de Republiek Suriname om getuigen te horen. Op 19 februari 2014 heeft de raadsvrouw van de verzoekster de rechter-commissaris gewraakt. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de relevante processtukken en heeft de betrokken partijen uitgenodigd voor de zitting op 7 maart 2014.
Tijdens deze zitting hebben de advocaat van de verzoekster en de advocaat-generaal mr. Strack hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat een verzoek tot wraking in beginsel ingediend dient te worden bij het gerecht waaraan de rechter verbonden is. Echter, in dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris door een meervoudige kamer van het gerechtshof behandeld dient te worden. Daarom heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar het gerechtshof Den Haag, met de opdracht om het wrakingsverzoek en de beschikking aan de griffier van het gerechtshof toe te zenden.