ECLI:NL:RBROT:2014:4517
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WWB-uitkering wegens verzwegen vermogen in Turkije
In deze zaak hebben verzoekers, een verzoeker en een verzoekster, bezwaar gemaakt tegen de intrekking van hun bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De intrekking van de uitkering was gebaseerd op het feit dat verzoekers vermogen in Turkije bezitten dat de vrij te laten grens overschrijdt. Tijdens de zitting op 28 mei 2014 is gebleken dat verzoekers een werkloosheidsuitkering van ongeveer € 600,- per maand ontvangen, maar dat zij ook onroerend goed in Turkije hebben, waaronder een woning en twee winkels, met een waarde van bijna € 35.000,-. Verweerder heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd omdat verzoekers bij hun aanvraag geen melding hebben gemaakt van dit vermogen, wat in strijd is met hun inlichtingenplicht.
Verzoekers hebben aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig is verkregen, omdat het onderzoek naar hun vermogen in Turkije is gestart op basis van anonieme tips zonder concrete aanwijzingen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verzoekers over een werkloosheidsuitkering beschikken en het vermogen in Turkije niet ter discussie staat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.