ECLI:NL:RBROT:2014:3097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
2321052 - CV EXPL 13-41745
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor kostenverhaal na verontreiniging wegdek door verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Gemeente Rotterdam als eiseres en de WAM verzekeraar van [X b.v.] als gedaagde. De zaak betreft de aansprakelijkheid voor de kosten van het reinigen van een wegdek dat verontreinigd is geraakt door een verkeersongeval op 28 september 2012. Tijdens dit ongeval raakte de oplegger van een trekker los, waardoor dieselolie op het wegdek en het naastgelegen fietspad terechtkwam. De Gemeente Rotterdam heeft de kosten van de sanering, uitgevoerd door Rasenberg Milieutechniek B.V., op de gedaagde verhaald. De gedaagde heeft de aansprakelijkheid betwist en aangevoerd dat het kostenverhaal via privaatrechtelijke weg in strijd is met publiekrechtelijke bepalingen, met name de Wet veiligheidsrisico’s.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde als WAM verzekeraar aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit het incident. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van acuut gevaar voor mensen en dieren, waardoor de bepalingen van de Wet veiligheidsrisico’s niet van toepassing zijn. De rechtbank concludeerde dat de Gemeente Rotterdam gerechtigd was om de kosten van de reiniging privaatrechtelijk te verhalen op de gedaagde. De vordering van de Gemeente Rotterdam werd in beginsel toegewezen, inclusief de kosten van de sanering en een deel van de buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor een wegbeheerder om kosten van reiniging na een incident te verhalen op de aansprakelijke partij, zelfs als er publiekrechtelijke regels van toepassing zijn, mits er geen acuut gevaar is. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 3.623,00 aan hoofdsom en € 387,70 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2321052 \ CV EXPL 13-41745
uitspraak: 25 april 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Gemeente Rotterdam,
zetelende te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 7 augustus 2013,
gemachtigde: mr. E. Hille,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.M. Olinga.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • het exploot van dagvaarding, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek, met bijlagen;
  • de conclusie van dupliek.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Op vrijdag 28 september 2012 reed een chauffeur van[X b.v.] ([naam]) met een trekker (kenteken[xx-xx-xx]) met oplegger (kenteken [yy-yy-yy]) over de Doklaan te Rotterdam. Tijdens het rijden is de oplegger losgeraakt van de trekker, viel op het wegdek en is vervolgens over het wegdek gegleden. Daardoor is er een lek ontstaan in de dieseltank, waardoor een deel van het wegdek en van het naastgelegen fietspad is bevuild met 30 m2 gelekte dieselolie.
2.2.
Gedaagde is de wettelijke aansprakelijkheidsverzekeraar (WAM verzekeraar) van [X b.v.]; de trekker met oplegger was uit dien hoofde ten tijde van het incident bij gedaagde tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd.
2.3.
In opdracht en voor rekening van eiseres heeft kort na het incident Rasenberg Milieutechniek B.V. de door de lekkage ontstane verontreiniging verwijderd. Rasenberg heeft daarover op 6 november 2012 een rapport uitgebracht (’evaluatie incident saneringsactiviteiten’) dat voor zover hier van belang vermeldt:
“(…)
Korte omschrijving incident: Door een ongeval met een vrachtwagen, die zijn trailer verloor, is er olie op het wegdek en fietspad terecht gekomen. (30 vierkante meter)
(…)
Wijze van aanpak: Nadat de politie technisch onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak van het ongeval, en de trailer is afgevoerd door een bergings bedrijf, is het wegdek behandeld met een wegdekreiningsmiddel. Het fietspad is met een hogedrukunit warmwater gereinigd. Het wegdek is met een Zoabcleaner gereinigd. De afvalstoffen zijn naar een erkend verwerker afgevoerd en verwerkt.
(…)
Incidentencoördinator op locatie van / tot: 08.00 / 10.00 28 september 2012
(…)
Hogedrukunit op locatie van / tot: 08.00 / 10.00 28 september 2012
(…)
Zoabcleaner op locatie van / tot: 09.30 / 10.00 28 september 2012
(…)”
2.4.
Met betrekking tot het incident is door de Politie Rotterdam-Rijnmond op 28 september 2012 een mutatie rapport opgemaakt dat voor zover hier van belang vermeldt:
“(…)
Toelichting bij incident
Bestuurder [naam] was vanaf bedrijf aan de Sluisjesdijk vertrokken, had zich niet vergewist of de oplegger goed geborgd aan de trekker was gekoppeld.
Regeling voertuigen 5.18.54
Bij samenstellen van voertuigen moet de aanhangwagen door een enkele, passende en geschikte koppeling, die niet kan lostrillen, zodanig aan het trekkend voertuig zijn verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Nadat hij linksaf de Doklaan was opgedraaid en vervolgens in de bocht thv fiets- en voetgangersoversteek reed kwam de oplegger los van de trekker. (vermoedelijk door de verkeersdrempel in het wegdek)
Hierna gleed de oplegger naar links van de trekker en viel op het wegdek. Hierbij raakte de oplegger ernstig beschadigd aan kingpin, leidingen, tank, hydroliekwerk en de gestuurde achteras bleef geblokkeerd onder de oplegger staan.
Oplegger gleed over het wegdek dat hierdoor schade opliep over een afstand van ongeveer 10 meter.
De hydroliek-/dieseltank werd door de stelpoten lekgeslagen waardoor de olie het wegdek opliep.
Door naburig bedrijf werd met zakken grit een dammetje opgeworpen om te voorkomen dat olie in de straatkolk liep. Was toch hoeveelheid in straatkolk gekomen.
(…)
Gedurende 1 uur was de Doklaan voor alle verkeer in beide richtingen afgesloten ivm bergingswerkzaamheden.
pv tegen chauffeur wordt opgemaakt.
(…)”
2.5.
Voor haar onder 2.3 vermelde reinigingswerkzaamheden heeft Rasenberg Milieutechniek B.V. een bedrag van € 3.339,17 exclusief BTW in rekening gebracht.
2.6.
Eiseres heeft op 23 november 2012 gedaagde op grond van de WAM voor haar schade in deze aansprakelijk gesteld. Gedaagde heeft haar aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.De vordering

Eiseres heeft na vermindering van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan haar te betalen € 3.813,00 aan hoofdsom en € 575,00 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.813,00 vanaf 23 november 2012 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
Aan haar vordering legt eiseres - beknopt weergegeven – het volgende ten grondslag:
Nu ten gevolge van de verontreiniging geen sprake is geweest van acuut gevaar voor mensen en dieren, vindt het bepaalde bij de artikelen 3 lid 1b en 25 lid 1b Wet veiligheidsrisico’s geen toepassing en is eiseres gerechtigd de reinigingskosten privaatrechtelijk te verhalen op de vervuiler of diens verzekeraar. Kostenverhaal via privaatrechtelijke weg is evenmin strijdig met de Wegenwet. In dit geval is [X b.v.] als bezitter van de trekker met aanhangwagen aansprakelijk ter zake van dit schadegeval, primair op grond van artikel 6:173 BW omdat kennelijk sprake was van een gebrek aan de (koppeling van de) combinatie, subsidiair op grond van de artikelen 6:162 juncto 170/171 BW omdat de chauffeur van de combinatie zich niet heeft vergewist of de aanhangwagen goed geborgd aan de trekker was gekoppeld. Eiseres is dan ook gerechtigd haar schade te verhalen op gedaagde als WAM verzekeraar van [X b.v.] Naast de door haar betaalde kosten van Rasenberg Milieutechniek B.V. heeft zij tot een bedrag van € 283,83 interne kosten gemaakt voor de voorbereiding, begeleiding en goedkeuring van de reinigingswerkzaamheden en tot een bedrag van € 190,00 voor de financiële afhandeling van het incident. Aldus beloopt haar schade in totaal € 3.813,00. Voorts heeft zij tot een bedrag van € 575,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gemaakt.

4.Het verweer

Gedaagde heeft de vordering betwist en heeft daartoe - beknopt weergegeven – het volgende aangevoerd:
Door haar kosten in verband met de reinigingswerkzaamheden op gedaagde te verhalen is sprake van een onaanvaardbare doorkruising van publiekrechtelijke bepalingen, met name van de artikelen 3 lid 1b en 25 lid1b Wet veiligheidsrisico’s, nu er door de verontreiniging sprake was van acuut gevaar voor mens en dier, namelijk slipgevaar voor weggebruikers en besmeuring van dieren. In de Wet veiligheidsrisico’s is kostenverhaal niet geregeld zodat de reinigingskosten ook niet via de privaatrechtelijke weg verhaald kunnen worden. Gedaagde betwist dat aan de (koppeling van de) combinatie een gebrek kleefde en dat de chauffeur van de combinatie de koppeling onvoldoende heeft gecontroleerd. Volgens gedaagde rust op eiseres de bewijslast in deze. Gedaagde betwist voorts de schadepost wegens voorbereiding, begeleiding en goedkeuring ad € 283,83, evenals de post voor de financiële afhandeling ad
€ 190,00 en de vordering wegens buitengerechtelijke incassokosten.

5.De beoordeling van de vordering

5.1.
Allereerst zal worden beoordeeld of de door gedaagde tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerde [X b.v.] in beginsel aansprakelijk te houden is voor de gevolgen van het verkeersincident op 28 september 2012, waarbij de oplegger is losgeraakt van de trekker en op het wegdek is gevallen en vervolgens over het wegdek is gegleden.
5.2.
Het tijdens het rijden spontaan los geraken van een oplegger van zijn trekker is als dermate abnormaal aan te merken dat ofwel een intrinsiek gebrek aan de koppeling tussen trekker en oplegger ofwel een onvoldoende borging van die koppeling als oorzaak van dat losraken moet worden vermoed. Dat vermoeden vindt wat de mogelijk onvoldoende borging betreft bevestiging in het onder 2.4 weergegeven citaat van het mutatie rapport: ‘
Bestuurder [naam] was vanaf bedrijf aan de Sluisjesdijk vertrokken, had zich niet vergewist of de oplegger goed geborgd aan de trekker was gekoppeld.’ Bijzondere omstandigheden die een andere oorzaak mogelijk maken, zijn gesteld noch gebleken. Voor zover gedaagde in dit verband verwijst naar een in het wegdek van de Doklaan (ter hoogte van het Ponserpad) gelegen verkeersdrempel, is niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, in te zien in hoeverre deze een zelfstandige oorzaak van het losraken zou kunnen zijn, anders dan als een trigger die het losraken door een gebrek of onvoldoende borging heeft bevorderd. De door eiseres in het geding gebrachte foto’s van deze drempel tonen aan dat het een volstrekt normale plateauconstructie betreft, die binnen de bebouwde kom veelvuldig voorkomt en waarop het verkeer en de verkeersvoertuigen, dus ook de trekker met aanhangwagen van [X b.v.], te allen tijde berekend dienen te zijn.
5.3.
In beginsel komt gedaagde het recht toe om tegen voormeld feitelijk vermoeden tegenbewijs te leveren maar daar wordt niet aan toegekomen, omdat gedaagde niets heeft aangevoerd wat ook maar enigszins tot bewijslevering aanleiding zou kunnen geven terwijl dat wel op haar weg had gelegen nu alle feitelijke omstandigheden met betrekking tot de trekker met aanhangwagen tot het kennisdomein van haar verzekerde moeten worden gerekend. Een blote ontkenning is dan onvoldoende om tot tegenbewijs te worden toegelaten.
5.5.
Nu de overige vereisten voor aansprakelijkheid op grond van de artikel 6:173 respectievelijk 6:162 juncto 6:170/171 BW niet tussen partijen is geschil zijn, ligt de conclusie voor dat de door gedaagde verzekerde [X b.v.] in beginsel aansprakelijk is voor de gevolgen van het onderwerpelijke verkeersincident en daarmee ook gedaagde als haar WAM verzekeraar.
5.6.
Vervolgens komt de door gedaagde opgeworpen vraag aan de orde of de zogenaamde doorkruisingsleer in de weg staat aan het verhaal van de schade door eiseres langs de privaatrechtelijke weg. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van soortgelijke maatstaven als die welke zijn aanvaard in het Windmill arrest van 26 januari 1990. Wanneer de publiekrechtelijke regeling niet in beantwoording van de vraag voorziet, is beslissend of kostenverhaal via het privaatrecht die regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. Daarbij moet onder meer worden gelet op de inhoud en strekking van de regeling, zulks mede in verband met de aard van de taak en de aard van de kosten: HR 11 december 1992, NJ 1994,639.
5.7.
Volgens artikel 3 lid 1b Wet veiligheidsrisico’s heeft het College van Burgemeester en Wethouders mede tot taak gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen te beperken en te bestrijden. Bij arrest van 9 juli 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:2257) heeft het hof
‘s-Gravenhage met betrekking tot het (aan artikel 3 lid 1b Wet veiligheidsrisico’s identieke) artikel 1 lid 4b Brandweerwet geoordeeld dat slechts sprake is van zodanige taak in acute gevaarsituaties die veelal snelle inschakeling van technische hulpmiddelen vereisen. Gelet op de gegevens zoals vermeld in het rapport van Rasenberg Milieutechniek B.V. van 6 november 2012, in het bijzonder op de beperkte verontreiniging en de beperkte maatregelen en tijdsduur die met de reiniging gemoeid zijn geweest, alsmede op de blijkens het mutatie rapport van 28 september 2012 door de politie genomen verkeersmaatregelen ten behoeve van de bergingswerkzaamheden die aan de initiële gevaarsituatie een einde hebben gemaakt, kan van een acuut gevaar voor mens en dier in redelijkheid niet worden gesproken. Dat brengt dan mee dat de Wet veiligheidsrisico’s niet aan verhaal van de reinigingskosten in de weg staat.
5.8.
Eiseres heeft er terecht op gewezen dat de reinigingskosten door haar zijn gemaakt in haar hoedanigheid van wegbeheerder, in het kader waarvan zij verplicht was de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten en maatregelen te nemen, zulks ook gelet op haar aansprakelijkheid ex artikel 6:174 lid 2 BW. Dit verklaart ook dat eiseres na de melding van het incident met bekwame spoed heeft gehandeld. In de Wegenwet is omtrent kostenverhaal zoals thans door eiseres ingesteld niets geregeld, terwijl evenmin blijkt dat de bedoeling van de wetgever is geweest om kostenverhaal uit te sluiten. In dit geval waren de reinigingswerkzaamheden noodzakelijk om te voldoen aan de verplichting op eiseres om de Doklaan na het ongeval weer in goede en veilige staat te brengen, zodat zij gerechtigd is de daaraan verbonden kosten langs privaatrechtelijke weg te verhalen nu zulks via publiekrechtelijke weg niet mogelijk is.
5.9.
De vordering van eiseres is op grond van vorenstaande in beginsel toewijsbaar. Dat geldt in de eerste plaats voor de door haar betaalde kosten van Rasenberg Milieutechniek B.V. ad € 3.339,17. De gevorderde (interne) kosten wegens de voorbereiding, begeleiding en goedkeuring van de reinigingswerkzaamheden ad € 283,83 komen redelijk voor en zullen ook worden toegewezen. De gevorderde post ad € 190,00 wegens de financiële afhandeling van het incident moet worden geacht te zijn begrepen in de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Genoegzaam is door eiseres aangetoond dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht, teneinde buiten rechte vergoeding van haar kosten te verkrijgen. Gelet op het toe te wijzen bedrag in hoofdsom is een bedrag ad € 387,70 als redelijk en in redelijkheid gemaakt aan te merken. De wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar vanaf 23 november 2012, zoals onweersproken gevorderd.
5.10.
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 3.623,00 aan hoofdsom en
€ 387,70 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 3.623,00 vanaf 23 november 2012 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 310,38 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
866