Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 april 2014 in de zaak tussen
[naam], gevestigd te [plaats], eiseres,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) waarbij een bestuurlijke boete van € 250.000,- was opgelegd aan een naamloze vennootschap wegens overtreding van de beloningsregels zoals vastgelegd in artikel 86a van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo). De boete was opgelegd naar aanleiding van een onderzoek naar de distributie van uitvaartverzekeringen, waarbij AFM had vastgesteld dat de beloningsstructuur van de onderneming niet voldeed aan de wettelijke eisen en leidde tot onzorgvuldige behandeling van consumenten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderneming, ondanks haar vergunning van De Nederlandsche Bank als levensverzekeraar, niet voldoende maatregelen had genomen om te voldoen aan de beloningsregels. De rechtbank oordeelde dat de beloningsstructuur, die voor een significant deel afhankelijk was van de omzet, de relatiebeheerders in de verleiding bracht om zoveel mogelijk producten te verkopen, zonder voldoende rekening te houden met de belangen van de klanten. De rechtbank verwierp het betoog van de onderneming dat de boete in strijd was met het legaliteitsbeginsel en dat er onvoldoende duidelijkheid was over de nieuwe regels.
De rechtbank concludeerde dat de AFM terecht had geoordeeld dat de onderneming artikel 86a van het BGfo had overtreden en dat de opgelegde boete proportioneel was. De rechtbank verklaarde het beroep van de onderneming ongegrond en bevestigde de boete, waarbij zij opmerkte dat de onderneming verantwoordelijk was voor het naleven van de wetgeving, ook als de toezichthouder niet onmiddellijk uitleg gaf over nieuwe regels. De uitspraak benadrukt het belang van een adequaat beloningsbeleid in de financiële sector ter bescherming van consumenten.