Begroting van nog niet ingetreden schade kan op grond van artikel 6:105 BW na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden. Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde sub 1] ter zake van de gevorderde toekomstige kosten voor herstel van de tanden heeft [eiseres] een rapport in het geding gebracht van haar tandheelkundig adviseur. Daarin is de stelling dat een kroon een gemiddelde levensduur heeft van 15 jaar onderbouwd onder verwijzing naar tandheelkundige literatuur. Daartegen heeft [gedaagde sub 1] ter comparitie slechts aangevoerd dat uit verschillende websites is af te leiden dat kronen doorgaans langer meegaan dan 15 jaar. Dat heeft [gedaagde sub 1] echter niet onderbouwd door te verwijzen naar de betreffende sites, zodat de professionaliteit van de sites en de inhoud ervan niet kan worden beoordeeld. Deze enkele stelling prevaleert uiteraard niet tegenover een uitgebreid rapport van een deskundige, zodat er voor de verdere beoordeling vanuit wordt gegaan dat een kroon een levensduur van 15 jaar heeft.
Ter zake van de tandtechniekkosten heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat de berekende bedragen veel te hoog zijn, omdat volgens de website van tandarts [A] die kosten bij een dergelijke behandeling over het algemeen slechts € 280,00 bedragen. In het rapport van de tandheelkundige is uitgelegd dat het bedrag van € 1.050,00 is opgebouwd uit kosten voor een kroon op kies 27 en drie maal een kroon op tand 11, op 40-, 50-, en 77-jarige leeftijd van [eiseres]. De kosten voor de behandeling van de kroon op de kies is begroot op € 250,00. Dat is lager dan € 280,00 zodat het verweer van [gedaagde sub 1] daar niet op kan zien, althans ten opzichte van die behandeling niet slaagt. De kosten per herstelbehandeling aan de kroon op tand 11 zijn begroot op € 300,00. De afwijking per behandeling is dus slechts € 20,00 en in het rapport is daar een verklaring voor gegeven, te weten dat het een porseleinen kroon op één voortand betreft waardoor extra aandacht voor kleur en vormgeving van de tandtechnicus vereist is. De werkzaamheden zijn blijkens het rapport zijn bij iedere vervanging van de kroon nodig en het is redelijk om drie herstelbehandelingen voor tand 11 te berekenen, gelet op de leeftijd van 70 jaar waarop het laatste herstel zal plaatsvinden. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat de gemiddelde levensverwachting voor vrouwen in Nederland 82,8 jaar is (cijfers 2012).
Ten slotte dient volgens [gedaagde sub 1] nog 75% op de gevorderde toekomstige kosten in mindering gebracht te worden, omdat [eiseres] voor dit percentage is verzekerd. Ter onderbouwing van dat verweer brengt [gedaagde sub 1] ter comparitie een print in het geding van een pagina van de website van Agis met informatie over de tandartsverzekering. Allereerst heeft te gelden dat pas vergoeding van tandartsbehandelingen plaats vindt indien de verzekerde tegen betaling voor een extra tandartspakket kiest. Die pakketten kosten respectievelijk € 14,95, € 25,75 en € 34,75 per maand. Bovendien is de vergoeding per kalenderjaar gemaximaliseerd tot (in dezelfde volgorde als de kosten) respectievelijk € 250,00, € 500,00 en € 1.000,00. Zoals de deskundige terecht in zijn rapport heeft opgenomen dient de (maximale) vergoeding in het betreffende kalenderjaar voor het reguliere professionele gebitsonderhoud aangewend te worden en niet voor de kosten van het herstel aan de kronen zoals dat iedere 15 jaar uitgevoerd dient te worden. Dat van de reeds gemaakte kosten een deel door de verzekering van [eiseres] werd vergoed is een meevaller voor gedaagden. Zij kunnen zich op grond daarvan echter niet beroepen op vergoeding door de verzekering van toekomstige kosten, nu die vergoeding onzeker is. Weliswaar is [eiseres] op dit moment extra verzekerd voor tandartskosten, maar dat hoeft zij niet verplicht te blijven. Daarom zal met een mogelijke vergoeding door de verzekering van een deel van de toekomstige kosten geen rekening worden gehouden.
Gelet op het voorgaande ligt ook de vordering ten aanzien van de toekomstige kosten van € 1.647,14 voor toewijzing gereed.