ECLI:NL:RBROT:2014:1759

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
ROT 13/2266, ROT 13/2303, ROT 13/2306, ROT 13/2307, ROT 13/2310, ROT 13/2312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het belanghebbendebegrip in bestuursrechtelijke vergunningverlening voor frequentieruimte in de 900 MHz-band

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2014, met zaaknummers ROT 13/2266, ROT 13/2303, ROT 13/2306, ROT 13/2307, ROT 13/2310 en ROT 13/2312, staat de vraag centraal of spoorwegvervoerders als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de vergunningverlening voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van openbare elektronische communicatiediensten in de 900 MHz-band. De minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door het Agentschap Telecom, heeft op 2 januari 2013 41 vergunningen verleend, waaronder zeven voor de 900 MHz-band. De bezwaren van de eiseressen tegen deze vergunningen zijn door de minister niet-ontvankelijk verklaard, wat hen ertoe heeft aangezet beroep in te stellen.

De rechtbank overweegt dat de eiseressen, waaronder KombiRail Europe B.V. en Structon Rail Materieel B.V., niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt omdat zij niet rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen door de besluiten. De rechtbank stelt vast dat de belangen van de eiseressen afgeleid zijn van hun contractuele relatie met ProRail, die houder is van de vergunning voor frequentiegebruik. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat de eiseressen niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank wijst erop dat de eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een eigen belang hebben dat losstaat van hun relatie met ProRail. De rechtbank concludeert dat de bezwaren van de eiseressen ongegrond zijn en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 13/2266, ROT 13/2303,
ROT 13/2306, ROT 13/2307,
ROT 13/2310 en ROT 13/2312

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2014 in de zaken tussen

KombiRail Europe B.V., te Hoogvliet, eiseres 1,
gemachtigde:[gemachtigde 1],
Structon Rail Materieel B.V., te Utrecht, eiseres 2,
gemachtigde: [gemachtigde 2],
NS Reizigers B.V., NS Internationaal B.V. en NedTrain B.V., te Utrecht, en
HSA Beheer N.V., te Rotterdam, eiseressen 3,
gemachtigden: mr.drs. J.Th.A. de Keijser en mr. C.H.R.M. van der Hoeven,
ERS Railways B.V., te Rotterdam, eiseres 4,
gemachtigde: [gemachtigde 3],
Husa Transportation Group B.V.,te Cranendonk, eiseres 5,
gemachtigde: [gemachtigde 4]
DB Schenker Rail Nederland N.V., te Utrecht, eiseres 6,
gemachtigde:[gemachtigde 5].
en

de minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, verweerder,

gemachtigde: mr. E. Kieboom.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Koninklijke KPN N.V. en KPN B.V., te Den Haag,
gemachtigden: mr. P.V. Eijsvoogel en mr. Q.J. Tjeenk Willink.
Vodafone Libertel B.V., te Maastricht,
gemachtigden: mr. P.M. Waszink en mr. J.J.R. Lautenbach.
T-Mobile Netherlands B.V., te Den Haag,
gemachtigde: mr.drs. F. Simons.

Procesverloop

Bij besluiten van 2 januari 2013 heeft verweerder 41 vergunningen verleend voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten. Dit betreft onder meer zeven vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten in de 900 MHz-band (de primaire besluiten).
Bij besluiten van 4 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseressen tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvulling daarop ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2013. Eiseressen 1, 2, 4 en 5 hebben zich laten vertegenwoordigen door ing. A.J. Toet, voorzitter van Koninklijk Nederlands Vervoer. Eiseressen 3 hebben zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde mr. C.H.R.M. van der Hoeven, mr. T.J.J. Slegers, en A.E. Bolhoeve. Eiseres 6 heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde 6]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr.drs. R.A. Diekema en T.J.B. Visser.
Koninklijke KPN N.V. en KPN B.V. hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde mr. Q.J. Tjeenk Willink en mr. K. Althaus, Vodafone Libertel B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en [gemachtigde 7] en T-Mobile Netherlands B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en mr. M.J. van Deurzen.

Overwegingen

1.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder eiseressen niet-ontvankelijk in hun bezwaren geacht, omdat zij niet als belanghebbenden bij de primaire besluiten kunnen worden aangemerkt. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiseressen door de besluiten niet rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen. ProRail is houder van een vergunning voor frequentiegebruik ten behoeve van GSM-R en op basis daarvan is ProRail aan te merken als rechtstreeks belanghebbende bij de besluiten. Eiseressen hebben met ProRail een toegangs-overeenkomst gesloten en de door hen gevreesde gevolgen van de besluiten komen eerst tot stand door de contractuele verhouding tussen eiseressen en ProRail. Zonder die overeen-komst worden eiseressen niet geraakt in hun belang, zodat slechts sprake is van een afgeleid belang. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) van 2 februari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV5176. Het gaat hier, anders dan in genoemde uitspraak, om het gebruik van een telecommunicatie-netwerk, maar juridisch maakt dat volgens verweerder geen verschil. Het gebruiksrecht van eiseressen van het GSM-R-netwerk van ProRail is, evenals het gebruiksrecht van het spoor, privaatrechtelijk geregeld in artikel 3 van de op artikel 59 van de Spoorwegwet gebaseerde toegangsovereenkomst.
2.
Eiseressen bestrijden het door verweerder ingenomen standpunt en menen dat zij wel rechtstreeks belanghebbenden zijn. Daartoe is - samengevat - aangevoerd dat zij op grond van zowel Europeesrechtelijke als nationale wet- en regelgeving verplicht zijn gebruik te maken van GSM-R. Deze verplichting staat los van de toegangsovereenkomst die ter zake van het gebruik van de hoofdspoorweginfrastructuur met ProRail zou zijn gesloten Eiseressen beroepen zich verder op jurisprudentie waaruit blijkt dat het bestaan van een (parallel) afgeleid belang op grond van een contractuele relatie met een direct getroffene niet (langer) per definitie een niet-rechtstreeks betrokken belang impliceert. Eiseressen komen op voor hun eigen belangen en niet voor de belangen van ProRail en stellen daartoe dat die belangen niet met elkaar kunnen worden vereenzelvigd, verweerder in dit kader een onjuiste beoordeling heeft gemaakt van de overeenkomst met ProRail en dat er naast een afgeleid belang sprake is van rechtstreekse, feitelijke en juridische gevolgen, mede in het licht van de verplichtingen van eiseressen naar derden. Eiseressen menen voorts dat zij ook als gevolg van de aantasting van de eigendomsbelangen, als belanghebbenden dienen te worden aangemerkt.
De door verweerder aangehaalde uitspraak van het College van 2 februari 2012 betreft volgens eiseressen een andere situatie, namelijk dat in die zaak de gevolgen van het bestreden besluit pas en slechts tot stand konden komen door de contractuele relatie met ProRail. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat eiseressen slechts een afgeleid belang hebben, doen zij een beroep op de bescherming van eigendomsrechten zoals bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EP). Eiseressen 3 stellen daarnaast nog dat in hun geval ook anderszins sprake is van een onderscheidend persoonlijk belang, gelet op de omvang en het (nationaal) belang van het spoorvervoer door de NS, dat niet vergelijkbaar is met de omvang en (logistieke) complexiteit van het vervoer door andere partijen, alsmede op de verplichtingen van de NS op grond van de aan haar verleende concessies.
Eiseres 6 stelt daarnaast dat het gestelde afgeleide belang zich niet verhoudt met de met infrastructuurbeheerders in bijvoorbeeld Duitsland en België afgesloten dan wel af te sluiten toegangsovereenkomsten. Volgens eiseres 6 staat vast dat op grond van Europese regelgeving haar niet is toegestaan mitigerende maatregelen in de GSM-R ontvangers in te bouwen. Inbouw betekent onbruikbaarheid van de ontvangers in het buitenland en tevens in Nederland.
3.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Op grond van het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb bepaald dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
4.
Op grond van vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9028, en de uitspraak van College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) van 2 februari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV5176, moet er, om van een rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen spreken, onder meer, een voldoende direct geraakt belang zijn. In de eis van direct geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van het besluit en de belangen van eiseressen.
5.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen van eiseressen niet rechtstreeks bij de primaire besluiten betrokken, zodat zij niet als belanghebbenden zijn aan te merken. Verweerder heeft dus terecht de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
6.
Indien en voor zover eiseressen in hun belangen worden getroffen door de verleende vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten in de 900 MHz-band, volgt dit uit hun contractuele relatie met ProRail, als vergunninghouder van GSM-R. De verplichting om van GSM-R gebruik te maken, volgt uit de overeenkomst met ProRail. Deze verplichting volgt, anders dan eiseressen stellen, niet uit enig algemeen verbindend voorschrift van nationaal of internationaal recht. Er is dus sprake van een afgeleid belang.
7.
Door eiseressen is niet aannemelijk gemaakt dat zij een van ProRail tegengesteld belang hebben waar het gaat om het gebruik van GSM-R, zodat ook hierin geen eigen belang kan worden aangenomen. Immers, eiseressen betogen dat door de verleende vergunningen de veiligheid op het spoor in geding is. Niet gesteld kan worden dat deze veiligheid op het spoor geen belang van ProRail is.
8.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de gestelde eigendomsbelangen evenmin tot de conclusie kunnen leiden dat eiseressen een rechtstreeks belang hebben bij de verleende vergunningen. Deze vergunningen leiden er immers niet toe dat eiseressen hun materieel niet meer kunnen inzetten, dat zij geen of minder gebruik kunnen maken van het spoor of dat zij de contracten met hun klanten niet kunnen nakomen. De verleende vergunningen leggen aan eiseressen geen beperkingen op. De beperkingen die uit de (voorwaarden van de) vergunningen voortvloeien, beperken het gebruiksrecht van de vergunninghouders.
9.
Aangezien ook anderszins niet is gebleken dat er sprake is van enig rechtstreeks belang, dienen de beroepen van eiseressen ongegrond te worden verklaard.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.