ECLI:NL:RBROT:2014:140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
ROT 12/5029
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Mededingingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom opgelegd door Autoriteit Consument en Markt aan DELTA Netwerkbedrijf B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Windpark Roompotsluis B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) met betrekking tot een last onder dwangsom opgelegd aan DELTA Netwerkbedrijf B.V. De zaak betreft een overtreding van de Electriciteitswet 1998, waarbij ACM in een eerder besluit had geweigerd om handhavend op te treden tegen Delta. In een later besluit heeft ACM het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en Delta een last onder dwangsom opgelegd, die inhoudt dat Delta de overtreding voor 31 december 2014 moet beëindigen door uitvoering van een transformator met een enkelvoudige storingsreserve. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stelt dat de begunstigingstermijn te lang is. ACM en Delta hebben dit betwist en aangevoerd dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat Delta bereid is de schade te vergoeden. De rechtbank oordeelt dat eiseres wel degelijk procesbelang heeft en dat de opgelegde termijn redelijk is, gezien de omstandigheden en de noodzaak van samenwerking met Tennet. De rechtbank concludeert dat ACM geen onredelijke belangenafweging heeft gemaakt bij het vaststellen van de begunstigingstermijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 12/5029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2014 in de zaak tussen

Windpark Roompotsluis B.V., te Bunnik, eiseres,

gemachtigden: mr. M.R. het Lam en mr. M.L. Pigmans,
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerder,

gemachtigden: mr. E.T.W.M. van Leeuwen en mr. R. Hoepelman.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

DELTA Netwerkbedrijf B.V. (Delta), te Goes,

gemachtigde: mr. B.F.C. van de Weijgert.

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2011 (het primaire besluit) heeft ACM een verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen Delta afgewezen.
Bij besluit van 10 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft ACM het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en aan Delta een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat de overtreding van artikel 31, twaalfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 (E-wet), artikel 4.1.4.6 van de Netcode, artikel 5, zesde lid, van de E-wet en artikel 36 van de E-wet voor 31 december 2014 wordt beëindigd door uitvoering van de transformator te Middelburg met een enkelvoudige storingsreserve, bij gebreke waarvan Delta een dwangsom verbeurt van € 40.000,-- voor iedere week dat Delta na genoemde datum in gebreke blijft aan deze last te voldoen met een maximum van € 3.000.000,--.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Delta heeft een schriftelijke uiteenzetting ingezonden.
Partijen hebben vervolgens schriftelijk hun standpunten uiteengezet over het procesbelang van eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2013, alwaar partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Nadat eiseres op 5 december 2013 een nadere reactie heeft ingediend, is het onderzoek ter zitting voortgezet op 17 december 2013, alwaar partijen zich wederom hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
Voor de achtergrond van deze zaak verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 21 februari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV7304. De in het bestreden besluit opgelegde last heeft betrekking op het nakomen van de aanwijzing zoals in die zaak aan de orde.
2.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat Delta een te lange begunstigingstermijn is gegund. ACM en Delta hebben dit standpunt gemotiveerd betwist en zich daarnaast op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft. Eiseres stelt wel een procesbelang te hebben.
3.
ACM en Delta menen dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat Delta bereid is alle schade, die eiseres ondervindt als gevolg van de overtreding van Delta, te vergoeden.
4.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een overtreding met zich mee dat degenen, die daar de gevolgen van ondervinden, er belang bij hebben dat de overtreding op een zo kort mogelijke termijn wordt beëindigd. Het vergoeden van alle mogelijke schade doet daar niet aan af.
5.
Op grond van artikel 5:32a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient ACM een termijn vast te stellen gedurende welke Delta de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
6.
Bij het vaststellen van die termijn is ACM uitgegaan van de door Delta gekozen oplossing. ACM heeft zich op het standpunt gesteld dat deze oplossing, te weten het verplaatsen van de bestaande, op termijn vrijkomende, 150/20/10 kV transformator van Delta uit Rilland, de meest adequate is. Daarbij heeft ACM in aanmerking genomen dat het huren van een andere transformator weliswaar in eerste instantie tijdwinst oplevert, maar slechts een tijdelijke oplossing - hetgeen extra afschakelen impliceert - biedt en om die reden minder adequaat is. Aanschaf van een nieuwe transformator levert wegens verplichte aanbesteding geen tijdwinst op. ACM heeft er daarnaast op gewezen dat het huren van een transformator kosten met zich meebrengt die in geen verhouding staan met de betrekkelijk geringe (financiële) gevolgen van het voortduren van de overtreding voor eiseres. Onderbrekingen doen zich slechts zeer zelden voor en de (te vergoeden) financiële schade voor eiseres als gevolg van een onderbreking is beperkt. Ten slotte heeft ACM erop gewezen dat de door eiseres bij brief van 5 december 2013 genoemde opties niet leiden tot het volledig opheffen van de overtreding, aanmerkelijke kosten met zich meebrengen en extra onderbrekingen veroorzaken. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om dit betoog voor onjuist te houden.
7.
ACM heeft voorts op toereikende wijze gemotiveerd dat het stellen van een termijn tot 31 december 2014, gegeven de tijd die is gemoeid met vrijkomen van de transformator in Rilland en de noodzakelijke medewerking van Tennet, redelijk is om te voorkomen dat, vanwege een onrealistische planning, te verwachten zou zijn dat er een grote kans zou bestaan dat hoe dan ook een dwangsom zou worden verbeurd.
8.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat ACM bij het stellen van de begunstigingstermijn geen blijk heeft gegeven van een onredelijke belangenafweging.
9.
Dit betekent dat het beroep niet slaagt.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.