ECLI:NL:RBROT:2014:1372
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens tatoeëren zonder vergunning en exceptieve toetsing van het vergunningstelsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een bestuurlijke boete van € 525,- opgelegd kreeg wegens het zonder vergunning beroepsmatig tatoeëren, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, dat zijn bezwaar tegen de boete ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij de rechtmatigheid van het vergunningstelsel voor tatoeëerders heeft getoetst. De rechtbank oordeelde dat de boete in overeenstemming was met de regelgeving en dat de bezwaren van de eiser tegen het vergunningstelsel niet konden slagen. De rechtbank stelde vast dat het Warenwetbesluit en de Warenwetregeling niet in strijd waren met hogere wetgeving en dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn voor de uitspraak was overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf tot matiging van de boete. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.