ECLI:NL:RBROT:2014:10060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
10/700332-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van gestolen eindexamens en poging tot afdreiging

Op 11 december 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die beschuldigd werd van heling van gestolen eindexamens en poging tot afdreiging. De zaak kwam aan het licht na de diefstal van 27 centrale examens van de Scholengemeenschap Ibn Ghaldoun te Rotterdam, die voorafgaand aan de afname van de eindexamens in 2013 waren gestolen. De verdachte, die zelf eindexamenkandidaat was, heeft geprobeerd medeverdachte [naam] af te dreigen met openbaarmaking van de diefstal van de examens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 in Rotterdam handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de wet, door bedreiging met smaad en het verwerven van gestolen goederen. De officier van justitie heeft een taakstraf geëist, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, met aftrek van voorarrest, en vervangende jeugddetentie van 37 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, die geen zorgen over de verdachte uitte. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de diefstal op de betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/700332-13
Datum uitspraak: 11 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres: [adres]
,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 november 2014 en 27 november 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
80 uur, met aftrek van voorarrest zodat 74 uur zal resteren, subsidiair 37 dagen vervangende
jeugddetentie.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
(op een of meer tijdstip(pen))in
of omstreeksde periode van 01 mei 2013
tot en met 30 mei 2013 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met smaad,
smaadschriften
/ofopenbaarmaking van
(een
)
geheim
(en)iemand te dwingen tot de afgifte van enig goed dat
geheel of ten
dele aan deze ofaan een derde toebehoort
of tot het ter beschikking stellen
van gegevens,
[aangever] heeft gedreigd met openbaarmaking van het feit dat die [aangever]
over gestolen eindexamens beschikte en
/ofdat die [aangever] was betrokken
bij de diefstal en de heling van die eindexamens en
/of
heeft gesuggereerd dat de vader van [aangever] door die openbaarmaking in
diens eer en goede naam zou worden aangetast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in
of omstreeksde periode van 01 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 te
Rotterdam
en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
meermalen, althans eenmaal
(een)goed
(eren
), te weten
-(een) fotografische opname(s) van (een) gestolen
(eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
- (een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of

mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer

- met daarop opgeslagen deafbeeldingen van
degestolen
(eind)examens
/examenopgaven VWO 2013 en/ofHAVO 2013,
heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad en
/of heeft overgedragen, terwijl
hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
dat goed/die
goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een)door
misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goed
(eren
)betrof,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s):
- ingelogd op eco2013@[emailadres] en/of ak2013@[emailadres2] waarop afbeeldingen

van voornoemd(e) (eind)examen(s)/examenopgaven beschikbaar waren en/of

- afbeeldingen van voornoemd
(e
)(eind)examen
(s
)/examenopgavenontvangen en
/of
aangeboden en
/ofgeleverd;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien het onder 1 ten laste gelegde feit zullen de bewijsmiddelen nader worden uitgewerkt, nu de verdachte dit feit zoals dit hiervoor is bewezen verklaard, ontkent.
Aangezien de verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, op de zitting heeft bekend, zal ten aanzien van dat feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft weliswaar vrijspraak bepleit ten aanzien van dit feit, maar omdat niet de feitelijke omstandigheden of het handelen van de verdachte zijn betwist, maar de juridische duiding daarvan - waarop hierna onder het kopje “nadere bewijsmotivering” nader zal worden ingegaan - zal volstaan worden met de opgave van de bewijsmiddelen.
De uitwerking alsmede de opgave van de bewijsmiddelen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Feit 1
De raadsman heeft ten aanzien feit 1 vrijspraak bepleit omdat het causaal verband tussen het middel van afdreiging en de beoogde prestatie ontbrak. De raadsman heeft daarbij gesteld dat de aangifte pas in een laat stadium is gedaan en aangever [naam] tijdens de Whatsapp gesprekken niet bang reageert.
Subsidiair heeft de raadsman een voorwaardelijk getuigenverzoek gedaan om aangever [naam] als getuige te horen, indien de rechtbank niet tot de vrijspraak van het hem onder 1 ten laste gelegde zou besluiten.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Omdat aan verdachte een
pogingtot afdreiging is ten laste gelegd hoeft niet te worden vastgesteld of aangever daadwerkelijk tot afgifte zou zijn overgegaan.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat er sprake was van een ondeugdelijke poging overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel de Whatsapp gesprekken van dusdanige aard waren dat er wel degelijk sprake was van bedreiging met smaad of het openbaar maken van een geheim.
Uit de aangifte komt overigens ook naar voren dat aangever zich wel degelijk bedreigd voelde.
“Ik voelde mij door het whatsappgesprek onder druk gezet en bedreigd. Tevens vond ik het heel erg dat deze persoon mijn vader wilde zwartmaken door dit geheim openbaar te maken. Ik voelde mij hierdoor bedreigd en in het nauw gedreven. Ik wilde het hebben van de examens geheim houden. Verder was ik er bang voor dat mijn vader door dit geheim, als het zou worden geopenbaard, zou worden geschaad in zijn goede naam en eer”.
Ten aanzien van het voorwaardelijk getuigenverzoek van de raadsman overweegt de rechtbank dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen er geen noodzaak bestaat om aangever [naam] als getuige te horen. Het voorwaardelijk verzoek wordt daarom afgewezen.
Feit 2
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 eveneens vrijspraak bepleit. De foto’s van de eindexamens die verdachte in zijn bezit heeft gehad, zijn niet aan te merken als goederen in de zin van artikel 416 Sr. De foto’s kunnen niet worden vereenzelvigd met de gestolen papieren eindexamens.
De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst daarbij naar haar eerdere uitspraken d.d.
13 februari 2014 (onder meer op vindplaatsen ECLI:NL:RBROT:2014:957 en ECLI:NL:RBROT:2014:976).
De rechtbank is ook thans van oordeel, dat de foto’s van de eindexamens goederen zijn als bedoeld in artikel 416 Sr en overweegt daartoe het volgende.
Binnen de functie die een eindexamen in het maatschappelijk verkeer heeft, is hét wezenskenmerk dat de inhoud daarvan, voor degene die daaraan moeten deelnemen, geheim blijft tot aan het uur dat het examen moet worden gemaakt. Het is dit kenmerk, dat als een intrinsiek element van het eindexamen moet worden aangemerkt, dat maakt dat het eindexamen een economische waarde vertegenwoordigt. Zonder dit element is een eindexamen welhaast een waardeloos stuk papier.
Op het moment dat eindexamens - vóór het uur waarop het eindexamen moet worden gemaakt - worden weggenomen en terechtkomen bij deelnemers aan die eindexamens, verliest de rechthebbende ook dit intrinsieke element en daarmee de economische waarde van het eindexamen. Het is dit intrinsieke element dat in wezen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende wordt onttrokken en waar ook het opzet van degene die wegneemt steeds op is gericht. Dat de papieren versie van een eindexamen wordt teruggelegd brengt daarin geen verandering. Het intrinsieke element is daarom ook aan te merken als goed in de zin van artikel 310 Sr.
Wanneer een weggenomen eindexamen wordt vermenigvuldigd door daarvan afbeeldingen te maken, wordt geprofiteerd van dit (intrinsieke) goed dat door misdrijf is verkregen. De gemaakte afbeeldingen zijn onder de gegeven omstandigheden daarom ook als goederen in de zin van artikel 416 Sr aan te merken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:

1.Poging tot afdreiging.

2.Opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit de kluis van de voormalige Scholengemeenschap Ibn Ghaldoun te Rotterdam zijn er voorafgaand aan de afname van de eindexamens in totaal 27 centrale examens 2013 gestolen door een aantal leerlingen van die school. Al gauw gonst het van de geruchten en gaat het onder een aanzienlijk aantal eindexamenkandidaten op diverse scholen – onder meer via social media – als een lopend vuurtje rond, dat er examens te verkrijgen zijn.
Verdachte zat in het schooljaar 2012/2013 in 5 havo op het [naam school] in Rotterdam. Verdachte is een van die eindexamenkandidaten die de verleiding niet hebben kunnen weerstaan en heeft voorafgaand aan de afname daarvan havo 2013 eindexamens verkregen en gebruikt. Voorts heeft hij gepoogd medeverdachte [naam] af te dreigen. [naam] moest met de gestolen examens economie en aardrijkskunde over de brug komen, anders zou verdachte bekend maken dat [naam] de examens had gestolen en zou ook diens vader - werkzaam op de Ibn Ghaldoun school - erbij worden betrokken en geschaad worden in zijn eer en goede naam. De rechtbank neemt dit alles de verdachte bijzonder kwalijk. Door zijn toedoen hebben de gestolen eindexamens verder verspreid kunnen worden. Vastgesteld kan worden dat die eindexamens 2013 op ten minste zes verschillende middelbare scholen terecht zijn gekomen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 oktober 2014 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het havo diploma van de verdachte is vanwege examenfraude ongeldig verklaard. Verdachte heeft via de vavo alsnog zijn diploma moeten halen. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op de 2A rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 november 2014. De Raad maakt zich geen zorgen over de verdachte en ziet momenteel geen kritische en doorslaggevende belangen om de
kans op recidive te voorkomen. Mocht zijn aandeel groter zijn dan dat hij wil vertellen dan ziet de Raad wel zorgen en dient de verdachte geconfronteerd te worden met zijn houding en gedrag. Geadviseerd wordt - indien verdachte door de rechtbank schuldig bevonden wordt - om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie alleszins redelijk is. De rechtbank zal verdachte dan ook conform die eis veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uur met aftrek van voorarrest.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg, 318 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
80 (tachtig)uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
74 (vierenzeventig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 37 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. O.E.M Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.J.M. Marseille en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 01 mei 2013
tot en met 30 mei 2013 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van (een)
geheim(en) iemand te dwingen tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten
dele aan deze of aan een derde toebehoort of tot het ter beschikking stellen
van gegevens,
[aangever] heeft gedreigd met openbaarmaking van het feit dat die [aangever]
over gestolen eindexamens beschikte en/of dat die [aangever] was betrokken
bij de diefstal en de heling van die eindexamens en/of
heeft gesuggereerd dat de vader van [aangever] door die openbaarmaking in
diens eer en goede naam zou worden aangetast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 te
Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
meermalen, althans eenmaal
(een) goed(eren), te weten
-(een) fotografische opname(s) van (een) gestolen
(eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
- ( een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of
mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer
- met daarop opgeslagen de afbeeldingen van de gestolen
(eind)examens/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl
hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die
goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goed(eren) betrof,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- ingelogd op eco2013@[emailadres] en/of ak2013@[emailadres2] waarop afbeeldingen
van voornoemd(e) (eind)examen(s)/examenopgaven beschikbaar waren en/of
- afbeeldingen van voornoemd(e) (eind)examen(s)/examenopgaven ontvangen en/of
aangeboden en/of geleverd;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht