1primair.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
medeplegen van opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De examenroof van de eeuw. Zo stond deze zaak in de krant. Het eindexamen in zijn kern geraakt.
Het eindexamen, een spannende afsluiting van een belangrijke periode in iemands leven. Na jaren van hard werken, zitten de examens erop en wacht je in spanning op het resultaat, dat ene telefoontje: ben ik geslaagd? Kan het feest beginnen? Hoe anders was dit voor alle eindexamenleerlingen in 2013. Na het uitlekken van het examen Frans op 28 mei 2013 was niets meer zeker. Zouden er meer examens zijn uitgelekt? Moesten er bepaalde examens worden over gedaan of misschien zelfs het hele examen? Die onzekerheid moet voor de eindexamenleerlingen van 2013 zenuwslopend zijn geweest.
En dat heeft de verdachte met zijn medeverdachten veroorzaakt.
Op de zitting is gezegd: Dát is nooit de bedoeling geweest. Is dat nou zo? Dat is een van de vragen waar de rechtbank mee heeft geworsteld.
Was er een plan? Hoe ver strekte dat? Wat was het doel? Hoe ver reikte dat?
Tijdens de zitting bleek dat de verdachte een van zijn medeverdachten na de inbraak al na enkele uren op Rotterdam Centraal stonden met tassenvol eindexamens, met het goud in handen, maar niet meer wetend wat te doen of waar naar toe te gaan. Een beeld dat in de ogen van de rechtbank niet veel weg heeft van een groots en vooropgezet plan. Eigenlijk denkt de rechtbank dat er na het stelen helemaal geen plan was.
En wat te denken van het doel? Het feit dat sommige klasgenoten het eindexamen bewust niet kregen, duidt er in ieder geval niet op dat brede verspreiding het doel was.
Door dit en alles wat de rechtbank heeft gelezen, gezien en gehoord, vindt de rechtbank aannemelijk dat het niet de intentie van de verdachte en zijn medeverdachten is geweest om het eindexamen voor zoveel mensen te verpesten of om het eindexamen als instituut geweld aan te doen. Het lijkt er veel meer op dat zij de eindexamens wilden voor henzelf en hun vrienden met als doel gemakkelijk slagen met goede cijfers.
De conclusie van de rechtbank is dan ook dat het niet de bedoeling van de verdachte en zijn medeverdachten was en dat het hen allemaal boven het hoofd is gegroeid.
Dat neemt niet weg dat er is ingebroken in de school, examens zijn weggenomen, daar foto’s van zijn gemaakt en aan klasgenoten zijn gegeven. Uiteindelijk heeft dat tot ontzettend veel narigheid voor heel veel mensen geleid en enorm veel ophef in heel het land veroorzaakt.
En dan rijst de vraag: Had de verdachte met deze mogelijke gevolgen rekening moeten houden? En de rechtbank vindt van wel. De verdachte is slim genoeg om te kunnen bedenken dat dit alles uit kon komen en dat dit dan grote gevolgen zou kunnen hebben. En dat rekent de rechtbank de verdachte aan. De zaak kan dus niet worden afgedaan als slechts een inbraak in een school en de heling van gestolen spullen. Anders gezegd: het is geen uit de hand gelopen kwajongensstreek en ook geen spiekbriefje 3.0.
Tijdens de zitting is ook duidelijk geworden dat de verdachte een heftig jaar achter de rug heeft. Hij heeft het eindexamenjaar over moeten doen. Daarnaast is de media-aandacht voor deze zaak overweldigend geweest en dat heeft, zoals is gebleken uit het verhaal van de verdachte en zijn advocaat, zijn sporen achtergelaten in het persoonlijke leven van de verdachte. En de rechtbank kan er niet omheen dat de verdachte nog jong is en aan het begin staat van een heel leven. Dit heeft de rechtbank tijdens de zitting ook gemerkt.
Aan de overige feiten en omstandigheden die de advocaat in dit kader naar voren heeft gebracht, heeft de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat geen gewicht toegekend.
Omdat de verdachte in aanmerkelijke mate betrokken is geweest bij de diefstal van de examens, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een gevangenisstraf verdient, maar de rechtbank vindt niet dat de verdachte terug moet naar de gevangenis.
Werken moet de verdachte wel, een fors aantal uren. Een aantal weken werken voor de maatschappij zonder daarvoor betaald te worden om de verdachte te laten voelen dat hij echt een grote misstap heeft begaan.
Voor een voorwaardelijke straf, zoals door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad en uit het reclasseringsrapport volgt dat de kans klein is dat de verdachte weer de fout in zal gaan.
Anders dan de raadsman van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding om in deze zaak het jeugdstrafrecht toe te passen. Volgens het reclasseringsadvies van 13 januari 2014 komt de verdachte over als een persoon die voldoende vaardigheden heeft om zich te gedragen zoals van een persoon van die leeftijd en met die achtergrond, levenservaring en opleiding verwacht kan worden. Op grond van de andere stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank geen reden om daar anders over te oordelen. Dat volgens de advocaat van de verdachte de tenlastegelegde feiten typisch jongerenfeiten zijn en dat de verdachte – naar gesteld – een meeloper is die onder grote prestatiedruk heeft gestaan, noopt niet tot een andersluidend oordeel.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
170 (honderd zeventig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt dat het resterende deel van de tijd dat door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
168 (honderd achtenzestig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 84 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en J. de Gans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2014.