ECLI:NL:RBROT:2013:CA3245
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag van curator wegens belangenverstrengeling in faillissementszaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2013 uitspraak gedaan over de voordracht van de rechter-commissaris tot ontslag van de curator in een faillissementsprocedure. De rechtbank ontving de voordracht op 3 mei 2013, waarin werd gesteld dat de objectiviteit van de curator in twijfel getrokken moest worden vanwege zijn eerdere zakelijke relatie met de statutair bestuurder van de failliete vennootschap. De curator had eerder gewerkt als rayondirecteur bij de ING Bank en had in die hoedanigheid zakelijke contacten met de bestuurder en diens zoon. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2013 waren zowel de bestuurder als zijn gevolmachtigde aanwezig, samen met hun advocaat en de curator zelf.
De rechter-commissaris stelde in zijn voordracht dat het in het belang van de schuldeisers was dat de curator niet in een positie kwam waarin de schijn van belangenverstrengeling kon ontstaan. De curator betwistte echter dat er sprake was van een dergelijke schijn en vroeg de rechtbank om de voordracht af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het verleden conflicten waren tussen de curator en de bestuurder, wat de perceptie van de objectiviteit van de curator kon beïnvloeden. De rechtbank oordeelde dat de objectiviteit van de curator buiten twijfel moest staan, en dat de belangen van de schuldeisers niet gediend waren met de huidige curator.
Uiteindelijk besloot de rechtbank om de curator te ontslaan en benoemde een opvolgend curator. De rechtbank benadrukte dat de curator rekening en verantwoording moest afleggen aan de nieuwe curator. Deze beslissing werd genomen in het kader van de Faillissementswet, waarbij de onafhankelijkheid en neutraliteit van de curator cruciaal zijn voor een correcte afwikkeling van het faillissement.