ECLI:NL:RBROT:2013:CA3245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/317 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curator wegens belangenverstrengeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2013 uitspraak gedaan over de voordracht van de rechter-commissaris tot ontslag van de curator in een faillissementsprocedure. De rechtbank ontving de voordracht op 3 mei 2013, waarin werd gesteld dat de objectiviteit van de curator in twijfel getrokken moest worden vanwege zijn eerdere zakelijke relatie met de statutair bestuurder van de failliete vennootschap. De curator had eerder gewerkt als rayondirecteur bij de ING Bank en had in die hoedanigheid zakelijke contacten met de bestuurder en diens zoon. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2013 waren zowel de bestuurder als zijn gevolmachtigde aanwezig, samen met hun advocaat en de curator zelf.

De rechter-commissaris stelde in zijn voordracht dat het in het belang van de schuldeisers was dat de curator niet in een positie kwam waarin de schijn van belangenverstrengeling kon ontstaan. De curator betwistte echter dat er sprake was van een dergelijke schijn en vroeg de rechtbank om de voordracht af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het verleden conflicten waren tussen de curator en de bestuurder, wat de perceptie van de objectiviteit van de curator kon beïnvloeden. De rechtbank oordeelde dat de objectiviteit van de curator buiten twijfel moest staan, en dat de belangen van de schuldeisers niet gediend waren met de huidige curator.

Uiteindelijk besloot de rechtbank om de curator te ontslaan en benoemde een opvolgend curator. De rechtbank benadrukte dat de curator rekening en verantwoording moest afleggen aan de nieuwe curator. Deze beslissing werd genomen in het kader van de Faillissementswet, waarbij de onafhankelijkheid en neutraliteit van de curator cruciaal zijn voor een correcte afwikkeling van het faillissement.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
Insolventienummer: C11/13/317 F
Uitspraak: 5 juni 2013
BESCHIKKING van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken
op de voordracht ingevolge artikel 73 lid 1 Faillissementswet
in het op 2 april 2013 uitgesproken faillissement van:
[de failliet],
kantoorhoudende aan de [adres],
statutair gevestigd te Dordrecht,
hierna: “de failliet”,
curator: [de curator],
rechter-commissaris: mr. A.J. van Spengen.
1. De procedure
1.1. De rechtbank heeft de voordracht van de rechter-commissaris van 3 mei 2013 ontvangen. Deze strekt tot ontslag van de curator. Verder heeft de rechtbank ontvangen een verzoekschrift d.d. 19 april 2013 namens [persoon 1], statutair bestuurder van de failliet, met dezelfde strekking. De curator heeft een verweerschrift ingediend.
1.2. De mondelinge behandeling van de hiervoor genoemde voordracht heeft op 3 juni 2013 plaatsgevonden. Ter terechtzitting zijn verschenen [persoon 1] en [persoon 2] (die als gevolmachtigde van de failliet sinds 9 augustus 2010 is opgetreden), hun advocaat mr. J.A. Breeman alsmede de curator.
2. De voordracht van de rechter-commissaris
In de voordracht van de rechter-commissaris is onder andere vermeld: “Daartoe overweeg ik dat het in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en andere belanghebbenden in dit faillissement is dat de curator niet in de positie komt waarbij hij het risico kan lopen dat een schijn van belangenverstrengeling wordt gewekt, als gevolg waarvan de onafhankelijkheid van de curator en de objectiviteit in de afwikkeling van een faillissement door de curator niet langer lijken te zijn gewaarborgd.”
3. Het standpunt van de curator
De curator betwist gemotiveerd dat er sprake kan zijn van een schijn van belangenverstrengeling en verzoekt de rechtbank de voordracht af te wijzen.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank heeft de volgende vaststellingen kunnen doen. De curator is tot 2009 werkzaam geweest bij de ING Bank als rayondirecteur. Gedurende zijn dienstverband is hij meerdere malen betrokken geweest bij de bancaire dienstverlening ten behoeve van (andere) bedrijven van [personen 1 en 2] alsmede ten behoeve van hun persoonlijke financiën. Na 2008 hebben curator en [personen 1 en 2] geen tot nauwelijks meer contact met elkaar gehad; in elk geval niet meer zakelijk. Ter zitting is gebleken dat de contacten tussen de curator en [personen 1 en 2] in de “ING-periode” zich niet hebben beperkt tot neutrale zakelijke contacten, maar dat er bij tijde en wijle sprake was van "onplezierige gesprekken" waarbij de emoties soms hoog konden oplopen. De curator heeft in het eerste persoonlijke gesprek met [personen 1 en 2] na faillietverklaring mededelingen gedaan waaruit kon worden afgeleid dat hij overwoog de heer [persoon 1] persoonlijk aansprakelijk te stellen. Volgens [personen 1 en 2] heeft de curator tijdens de bespreking waarbij onder meer een zakelijke geschil van hen met een derde aan de orde kwam gezegd dat de heer [persoon 1] waarschijnlijk niet zou willen dat hij daarin voor hem zou optreden nadat hij hem in het kader van het faillissement “financieel zou hebben uitgekleed”. De curator stelt dat hij zich de exacte bewoordingen niet voor de geest kan halen maar dat hij de boodschap dat hij als curator wel eens hard kan moeten optreden tegen de bestuurder van een failliete vennootschap wel krachtig heeft willen overbrengen.
4.2. De rechtbank overweegt het volgende. De faillissementscurator is op grond van de Faillissementswet belast met de afwikkeling van de boedel. Hij behartigt de belangen van de schuldeisers en zoveel mogelijk de belangen van derden. Een en ander onder toezicht van de rechter-commissaris. De statutaire bestuurder van de failliete vennootschap dient in het kader van de afwikkeling van de boedel zich te richten naar de aanwijzingen van de curator. Tevens dient de curator te beoordelen of er reden is de statutaire bestuurder persoonlijk aansprakelijk te stellen uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid of anderszins. Van belang daarbij is dat de curator in zijn taakuitoefening onafhankelijk en neutraal kan optreden en dat ook de schijn van het tegendeel wordt vermeden.
4.3. Indien de curator voorheen in een andere functie zakelijke commerciële contacten heeft onderhouden met de statutaire bestuurder en diens zoon, zoals in dit geval als rayondirecteur van een bank waarbij zij destijds bankierden, dan kan daardoor bij die personen - of bij derden - de gedachte ontstaan dat de curator mogelijk niet volledig objectief en neutraal zal kunnen opereren. Dat geldt temeer als zich binnen de toenmalige contacten bij tijde en wijle conflicten hebben voorgedaan, welke tot hoog oplopende emoties hebben geleid over onderwerpen van financiële aard; privé zowel als zakelijk. Dat de curator oprecht van mening is dat dit verleden niet in de weg staat aan een correcte uitoefening van zijn functie doet er niet aan af dat bij [personen 1 en 2] redelijkerwijs de perceptie heeft kunnen postvatten dat sprake is van een belast gezamenlijk verleden dat aan een objectieve taakuitoefening van de curator jegens hen in de weg staat. De rechtbank acht dit onwenselijk. De afwikkeling van het faillissement kan hierdoor worden gehinderd en de belangen van de schuldeisers worden hierdoor niet gediend. Voor het oordeel van de rechtbank hierover is niet van doorslaggevende betekenis of [personen 1 en 2] - zoals de curator aanvoert en [personen 1 en 2] ontkennen - aanvankelijk aan de curator te kennen hebben gegeven dat zij geen bezwaar hadden tegen zijn benoeming, waarna alsnog bezwaren zijn geuit nadat de curator "lastig" bleek voor [personen 1 en 2]. De objectiviteit van de curator behoort buiten twijfel te staan. Op grond van hetgeen hiervoor naar aanleiding van de voordracht door de rechter-commissaris is overwogen besluit de rechtbank tot ontslag van de curator. Het zelfstandige verzoek van [persoon 1] behoeft geen beoordeling.
4.4. De rechtbank voorziet in de benoeming van een opvolgend curator, zoals hieronder is vermeld. De curator dient aan de opvolgend curator rekening en verantwoording af te leggen.
5. De beslissing
De rechtbank,
- verleent ontslag aan [de curator] als curator;
- benoemt tot opvolgend curator [curator 2], kantoorhoudende te Dordrecht;
- stelt vast dat [de curator] op grond van artikel 73 lid 2 Fw rekening en verantwoording dient af te leggen aan de in zijn plaats benoemde curator.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, mr. C. Bouwman en mr. F. Damsteegt-Molier, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Koendan-Panday, griffier, en ter openbare terechtzitting door de voorzitter uitgesproken op 5 juni 2013.