ECLI:NL:RBROT:2013:9236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
25 november 2013
Zaaknummer
13/641 en 13/642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 14L Sr en artikel 591a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2013 uitspraak gedaan over verzoeken tot schadevergoeding van een verzoeker, die schadevergoeding vroeg op grond van artikel 14L van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker had een gevangenisstraf van 142 dagen opgelegd gekregen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en was op 19 november 2012 veroordeeld. Hij had een langdurig psychiatrisch verleden en was na zijn aanhouding angstig door doodsdreigingen. De verzoeker vroeg een schadevergoeding van € 1.995,= voor de schade die hij had geleden door zijn vrijheidsbeneming, en een vergoeding van € 540,= voor de kosten van rechtsbijstand in verband met het indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft de verzoeken op 16 oktober 2013 in het openbaar behandeld, waarbij de officier van justitie, de verzoeker en zijn advocaat zijn gehoord. De officier van justitie concludeerde tot toewijzing van het verzoek tot een bedrag van € 1.595,= voor de schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op de volledige gevraagde schadevergoeding van € 1.995,=, gezien zijn psychische gesteldheid en de omstandigheden van zijn detentie.

Wat betreft het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, oordeelde de rechtbank dat de procedure van artikel 14L Sr niet expliciet was uitgesloten van vergoeding onder artikel 591a Sv. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde vergoeding van € 540,= toe te kennen. De rechtbank kende de verzoeker uiteindelijk de volledige schadevergoeding en de kosten voor rechtsbijstand toe, en benadrukte dat de wetgever geen bewuste keuze had gemaakt om deze kosten uit te sluiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/661248-12
Raadkamernummers: 13/641 (14L Sr)
13/642 (591a Sv)
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken van:

[verzoeker], verzoeker,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
voor deze zaak domicilie kiezende te Rotterdam, Maasboulevard 118,
ten kantore van zijn advocaat mr. A.W. Grijseels.

Procedure

Op 17 april 2013 is ingediend een verzoekschrift met verzoeken op grond van artikel 14L van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De verzoeken zijn op 16 oktober 2013 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. E. Ahbata, de verzoeker en de advocaat zijn gehoord.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzoek artikel 14L Sr
Het verzoek op de voet van artikel 14L Sr strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 1.995,= als vergoeding voor de schade die de verzoeker heeft geleden ten gevolge van zijn aanhouding en daaropvolgende vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa Sr. Verzocht wordt de verzoeker een vergoeding toe te kennen gebaseerd op de forfaitaire dagvergoedingen zoals deze geformuleerd zijn ten aanzien van schadevergoedingsverzoeken op de voet van artikel 89 Sv, te weten € 105,= per dag dat de verzoeker gedetineerd is geweest. De verzoeker heeft een langdurig psychiatrisch verleden en werd na zijn aanhouding zeer angstig door doodsdreigingen. In verband hiermee heeft de verzoeker voor zijn eigen veiligheid de directeur van de penitentiaire instelling verzocht hem in een isoleercel te plaatsen met permanent cameratoezicht, aan welk verzoek gehoor is gegeven. Gelet op de psychiatrische problematiek van de verzoeker had de reclassering dan wel de officier van justitie naar een passende oplossing moeten zoeken in plaats van over te gaan tot voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, aldus de verzoeker.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot een bedrag van € 1.595,=. Aangevoerd is dat de verzoeker in de penitentiaire inrichting waar hij verbleef op eigen verzoek in een isoleercel is geplaatst, zodat om die reden toekenning van een vergoeding van niet meer dan € 80,=, zijnde de forfaitaire dagvergoeding voor een verblijf in een penitentiaire inrichting zonder beperkingen, op zijn plaats is.
Verzoek artikel 591a Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor de kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 540,=. De procedure van artikel 14L Sr is vergelijkbaar met de procedure op de voet van artikel 89 Sv. Nu de kosten voor rechtsbijstand in de procedure van artikel 89 Sv op de voet van artikel 591a Sv voor vergoeding in aanmerking komen, dient dit ook te gelden voor de procedure van artikel 14L Sr, aldus de verzoeker.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Zij heeft erop gewezen dat in artikel 591a, vierde lid, Sv juncto artikel 591, vijfde lid, Sv voor rechtsbijstand in een procedure van artikel 14L Sr niet in compensatie is voorzien.

Feiten

De verzoeker is op 19 november 2012 door de politierechter in deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 142 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij is als bijzondere voorwaarde gesteld dat hij zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van Reclassering Nederland. Verder is door de politierechter bevolen dat de verzoeker op 26 november 2012 wordt overgebracht voor behandeling naar Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) De Boog, GGNet Specifieke Zorg, locatie Warnsveld.
Naar aanleiding van een rapport van de reclassering van 4 januari 2013 is de verzoeker op gelijke datum wegens overtreding van de gestelde voorwaarden op de voet van artikel 14fa, eerste lid, Sr aangehouden. Op 7 januari 2013 is de door de officier van justitie op grond van artikel 14fa, tweede lid, Sr gedane vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf door de rechter-commissaris toegewezen.
De verzoeker heeft vervolgens van 4 januari 2013 tot 6 januari 2013 op een politiebureau verbleven. Aansluitend heeft hij tot 23 januari 2013 in een penitentiaire inrichting verbleven. Op eigen verzoek is de verzoeker gedurende deze laatste periode in een isoleercel geplaatst.
Bij beschikking van de politierechter van 22 januari 2013 is de vordering tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 14g Sr afgewezen, zulks onder wijziging van de aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden voorwaarden.

Beoordeling

Verzoek artikel 14L Sr
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 14L Sr op verzoek van de veroordeelde - indien een vordering tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 14g, eerste lid Sr, wordt afgewezen of het openbaar ministerie in zijn vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa Sr. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het genoemde rapport van de reclassering houdt onder meer in dat de verzoeker tijdens zijn verblijf op de FPA tweemaal een valse bommelding heeft gedaan, weigert zijn medicatie te nemen en voortdurend dreigementen uit richting medewerkers van de FPA. Daarnaast wordt in dit advies vermeld dat de verzoeker psychotisch is en dat zijn problematiek dusdanig ernstig is dat het personeel en de medepatiënten groot risico op letsel en schade lopen.
In dit geval heeft de politierechter aanleiding gezien om de vordering strekkende tot het alsnog tenuitvoerleggen van het nog niet tenuitvoergelegde strafdeel af te wijzen. In aansluiting daarop is de rechtbank is van oordeel dat, op basis van hetgeen is opgenomen in het rapport van de reclassering en het verhandelde ter zitting, de verzoeker de hem opgelegde voorwaarden weliswaar heeft overtreden, hetgeen tot de voorlopige tenuitvoerlegging heeft geleid, maar dat thans aannemelijk is die overtreding in belangrijke mate heeft samengehangen met de psychische gesteldheid van de verzoeker. Onder deze omstandigheden worden dan ook gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor de door hem geleden schade toe te kennen.
De volgende vraag is wat de hoogte van de compensatie moet zijn.
De rechtbank zoekt aansluiting bij de forfaitaire tarieven zoals die door het LOVS worden voorgestaan bij verzoeken op de voet van artikel 89 Sv voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, te weten een dagvergoeding van € 105,= voor de dagen die een verzoeker in verzekering op een politiebureau of (in een penitentiaire inrichting) in voorlopige hechtenis in beperkingen heeft doorgebracht dan wel een dagvergoeding van € 80,= voor de dagen die een verzoeker (in een penitentiaire inrichting zonder beperkingen) in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Detentie in een isoleercel wordt bij toekenning van de forfaitaire vergoeding gelijkgesteld met verblijf in een penitentiaire inrichting in beperkingen. De gronden van billijkheid verzetten zich echter tegen deze gelijkstelling indien het verblijf in een isoleercel op eigen verzoek heeft plaatsgehad; de betrokken verzoeker heeft toepassing van deze ingrijpender vorm van vrijheidsbeneming in zo’n geval dan aan zichzelf te danken. Daar staat in dit geval tegenover dat aannemelijk is dat de detentie voor de verzoeker gezien diens psychische gesteldheid bijzonder ingrijpend is geweest en naar verhouding bovengemiddelde gevolgen heeft gehad. Gronden van billijkheid vergen dan ook dat het door de verzoeker verzochte integraal wordt toegekend.
Resumerend zal aan de verzoeker voor geleden schade een vergoeding ter hoogte van € 1.995,= worden toegekend.
Verzoek artikel 591a Sv
Het verzoek ziet op de vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 14L Sr ingediende verzoekschrift.
Op grond van artikel 591a Sv kan een gewezen verdachte in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr. Ingevolge artikel 591a, vierde lid, Sv juncto artikel 591, vijfde lid Sv is een en ander van overeenkomstige toepassing op in dit artikellid nader opgesomde rechtsgedingen.
De rechtbank constateert met de officier van justitie dat de procedure als bedoeld in artikel 14L Sr niet in deze opsomming is opgenomen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX5566) evenwel geconcludeerd dat uit de wetsgeschiedenis niet kan worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd de mogelijkheid tot toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 591a Sv te binden aan strikte grenzen wat betreft de fase van het strafproces waarin de kosten van een raadsman in de geëindigde strafzaak zijn gemaakt of wat betreft de aard van de met die zaak rechtstreeks verband houdende juridische procedure. De wetgever heeft bij de totstandkoming artikel 14L Sr voorts geen blijk gegeven van een bewuste keuze om de kosten die met rechtsbijstand in een op de voet van artikel 14L Sr geëntameerde procedure zijn gemoeid niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Tegen de achtergrond van een en ander is er geen reden om aan te nemen dat die kosten voor rechtsbijstand niet op grond van artikel 591a Sv kunnen worden gecompenseerd. Dergelijke compensatie ligt naar het oordeel van de rechtbank in het verlengde en is in die zin ook te zien als een strafprocessuele pendant van de vergoeding voor de vrijheidsbeneming uit hoofde van een voorlopige tenuitvoerlegging, een vergoeding waarin de wetgever wel expliciet heeft voorzien.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen worden, gelet op al het voorgaande, gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker voor de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 14L Sr ingediende verzoekschrift de gevraagde vergoeding van € 540,= toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 13/641 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.995,= (zegge: eenduizendnegenhonderdvijfennegentig euro).
t.a.v. het onder RK-nummer 13/642 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 540,= (zegge: vijfhonderdveertig euro).
Deze beschikking is op 26 november 2013 gegeven door:
mr.drs. J.J.I. de Jong, voorzitter,
mrs. J.J. Bade en R.F. de Knoop, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kegreisz, griffier.