ECLI:NL:RBROT:2013:9177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
437258 / HA RK 13-987
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2013 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Oosterveen, tegen de politierechter mr. H.A.M. Alferink. De wraking was gebaseerd op de afwijzing van de rechter om stukken van een andere strafzaak aan het dossier toe te voegen tijdens de behandeling van een strafzaak tegen de verzoeker op 28 oktober 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om het verzoek tot het voegen van stukken af te wijzen, op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank benadrukt dat een onwelgevallige beslissing van een rechter niet automatisch leidt tot een vermoeden van vooringenomenheid. De rechtbank heeft de omstandigheden van het wrakingsverzoek zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer heeft de feiten en argumenten van de verzoeker en de rechter in overweging genomen en vastgesteld dat de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 18 november 2013
Zaaknummer: 437258
Rekestnummer: HA RK 13-987
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. M.A. Oosterveen,
strekkende tot wraking van
mr. H.A.M. Alferink, politierechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, team strafrecht (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 28 oktober 2013 is door de rechter behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met parketnummers 10/900026-13 en 10/900019-13.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de advocaat van verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven zaak, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting van
28 oktober 2013.
Verzoeker, diens advocaat, de officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil, alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en de wrakingskamer heeft kennis genomen van zijn schriftelijke reactie d.d. 31 oktober 2013.
Ter zitting van 4 november 2013, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de advocaat van verzoeker en de officier van justitie. De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd hetgeen is opgenomen in de schriftelijke pleitaantekeningen van de raadsman van 4 november 2013. Van deze schriftelijke pleitaantekeningen is een kopie aan deze beslissing gehecht en de inhoud ervan wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief- gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.4
De volgende feiten zijn komen vast te staan:
- op 28 oktober 2013 is ter zitting behandeld de strafzaak tegen de verdachte;
- tijdens die behandeling heeft de advocaat verzocht om de stukken van een andere tegen verzoeker lopende strafzaak aan het dossier toe te voegen, welk verzoek door de rechter is afgewezen;
- hierop heeft de advocaat van verzoeker de rechter gewraakt.
3.5
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
Aan de beslissing van de rechter tot het afwijzen van het verzoek tot het voegen van stukken, kunnen onvoldoende zwaarwegende aanwijzingen worden ontleend voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoeker ontstane vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd was. De beslissing van de rechter op het verzoek tot het voegen van stukken is dan ook geen grond voor wraking.
3.7
De wraking is ongegrond. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

wijst afhet verzoek tot wraking van mr. H.A.M. Alferink.
Deze beslissing is gegeven op 18 november 2013 door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter,
mr. E.D. Rentema en mr. L.A.C. van Nifterick, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- de rechter mr. H.A.M. Alferink
- de advocaat mr. M.A. Oosterveen
- de officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil