ECLI:NL:RBROT:2013:9175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
434837 / HA RK 13-905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2013 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door de advocaat van de verzoeker, mr. drs. A.W. Grijseels, en de advocaat van de medeverdachte, mr. R.I. van Haneghem, tegen de rechter-commissaris, mr. R.J. de Bruijn, die belast was met de behandeling van strafzaken. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris tijdens het getuigenverhoor op 24 september 2013 de verdediging had belet om vragen te stellen aan de getuige en bovendien had geëist dat de verdediging een foto aan de getuige zou tonen. De verzoeker stelde dat dit gedrag de schijn van vooringenomenheid wekte.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechter-commissaris had de orde tijdens het verhoor moeten bewaken en had het recht om te bepalen hoe het verhoor diende te verlopen. De rechtbank oordeelde dat de beslissingen van de rechter-commissaris niet onbegrijpelijk waren en dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter-commissaris op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij deze beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze alleen verklaard kan worden door vooringenomenheid.

De rechtbank concludeerde dat de wraking ongegrond was en wees het verzoek af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank benadrukte het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter en dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd moet zijn om tot een wraking over te gaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 18 november 2013
Zaaknummer: 434837
Rekestnummer: HA RK 13-905
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. drs. A.W. Grijseels,
strekkende tot wraking van
mr. R.J. de Bruijn, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank is aanhangig de strafzaak tegen verzoeker met parketnummer 10/691272-12. Ter terechtzitting van 7 februari 2013 heeft de meervoudige strafkamer deze zaak verwezen naar en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor - kort samengevat - het horen van getuigen.
Op 24 september 2013 heeft de rechter-commissaris een aanvang gemaakt met het horen van de getuige [naam getuige].
Bij gelegenheid van dat getuigenverhoor hebben de advocaat van verzoeker mr. drs.
A.W. Grijseels (hierna: de advocaat van verzoeker) en de advocaat van de medeverdachte
[naam mede-verdachte], mr. R.I. van Haneghem (hierna: mr. Van Haneghem), de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak tegen verzoeker als verdachte, waarin zich onder meer bevindt:
  • het proces-verbaal van de hiervoor omschreven zitting van de meervoudige strafkamer op 7 februari 2013;
  • het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer op 23 april 2013;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuigen [naam getuige] (hierna: de getuige [naam]) en [naam getuige 2], opgemaakt door de rechter-commissaris op 24 september 2013;
  • het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 24 september 2013, inclusief bijlage;
  • het faxbericht van de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem van
  • het schrijven van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 1 oktober 2013 aan de advocaat, inhoudende -onder meer- de reactie van de rechter-commissaris op het wrakingsverzoek.
De verzoeker, de advocaat van verzoeker, de rechter-commissaris, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek - gelijktijdig met het in de zaak van de medeverdachte ingediende wrakingsverzoek - zou worden behandeld en zij zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. De reactie van de rechter-commissaris is opgenomen in bovenvermeld schrijven van de algemeen secretaris van de wrakingskamer van 1 oktober 2013 aan de advocaat.
Ter zitting van 4 november 2013, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de advocaat van verzoeker, alsmede de officier van justitie mr. H.A. van Wijk.
De advocaat van verzoeker heeft het standpunt van verzoeker nader toegelicht. De officier van justitie heeft het standpunt van het Openbaar Ministerie toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de advocaat namens verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
De kern van de zaak is dat er tijdens het getuigenverhoor op 24 september 2013 door de verdediging normale vragen gesteld zijn aan de getuige [naam], welke vragen door die getuige op rustige wijze zijn beantwoord, doch de rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor plotseling de eis gesteld dat de verdediging een foto zou tonen aan de getuige. De verdediging is echter niet gehouden om een foto te tonen aan een getuige ofwel vragen te stellen aan een getuige als de verdediging die foto niet wil tonen danwel die vragen niet wil stellen.
2.1.2
Het is aan de rechter-commissaris om ter zitting de orde te bewaken en oog te hebben voor de belangen van een getuige. Echter, tijdens het verhoor van de getuige [naam] was geen sprake van het overtreden van regels. De rechter-commissaris heeft slechts aangegeven dat hij zich niet kon vinden in de wijze van ondervragen van de getuige door de verdediging. Hierop heeft de rechter-commissaris te kennen gegeven dat hij vond dat “de vragen van de verdediging de toets van de kwaliteitseisen in het kader van de waarheidsvinding niet konden doorstaan”, overigens zonder dat die kwaliteitseisen door de rechter-commissaris nader zijn gepreciseerd. De verdediging was overtuigd van de kwaliteit van de vragen en had belang bij die vragen.
2.1.3
In het onderhavige strafdossier komen verschillende personen voor die zich Ali noemen. Het stond de rechter-commissaris vrij om zelf een foto te tonen aan de getuige [naam], wanneer hij nader wilde onderzoeken op welke Ali de getuige doelde bij de beantwoording van de vragen van de verdediging.
De rechter-commissaris heeft vragen van de verdediging belet omdat de rechter-commissaris stelde dat de verdediging eerst een foto diende te tonen aan de getuige [naam]. Aldus was de verdediging niet vrij in het ondervragen van de getuige [naam].
Door aldus te handelen, heeft de rechter-commissaris de schijn van vooringenomenheid gewekt, aldus verzoeker. Op die grond is de rechter-commissaris gewraakt.
2.2
De officier van justitie heeft in reactie op het wrakingsverzoek het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.2.1
Ik ben niet aanwezig geweest bij het getuigenverhoor van de getuige [naam] bij de rechter-commissaris. Ik heb dan ook naderhand vernomen dat de rechter-commissaris gewraakt was door mrs. Grijseels en Van Haneghem. Uit het proces-verbaal van getuigenverhoor met betrekking tot het verhoor van de getuige [naam], zoals door de rechter-commissaris opgesteld, is op pagina 6 te lezen dat er onduidelijkheid bestond over de vraag om welke Ali het nu ging. Ik vind het dan ook niet vreemd dat de rechter-commissaris de verdediging gevraagd heeft om de getuige een foto te tonen van de Ali waar de vragen van de raadslieden betrekking op hadden. De getuige [naam] was in een eerder stadium al door de politie gehoord en bij dat verhoor is ook een foto van de betreffende Ali getoond aan de getuige [naam].
Het pijnpunt lijkt te zijn wiens taak het was om de foto aan de getuige te tonen. De vragen over één van de personen die zich Ali noemde, waren vragen van de verdediging. Dan is het dus ook aan de verdediging om de getuige een foto te tonen om op te helderen of de vragen van de verdediging en de persoon waar het antwoord van de getuige op ziet, één en dezelfde persoon betreffen. Ik merk hierbij op dat de personen die in het onderhavige strafdossier worden aangeduid als Ali, officieel niet Ali heten.
2.2.2
De rechter-commissaris heeft correct gehandeld door het stellen van onduidelijke vragen aan de getuige te beletten. De rechter-commissaris heeft zich mogelijk wollig uitgedrukt ten aanzien van de kwaliteitseisen, doch het is de taak van de rechter-commissaris om toezicht te houden op een correcte gang van zaken tijdens het getuigenverhoor.
2.2.3
De advocaat heeft aangevoerd dat de onderhavige strafzaak niet urgent was. Echter, voor het bepalen van urgentie bij de voortgang van het onderzoek is niet alleen bepalend of een verdachte al op vrije voeten is. Immers, het Openbaar Ministerie heeft ook belang bij de voortgang van de strafzaak, ook als de betreffende verdachte reeds op vrije voeten is.
2.2.4
Het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen, aldus de officier van justitie.
2.3
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.4
Het volgende is komen vast te staan ten aanzien van de gang van zaken op
24 september 2013:
  • op die dag is de getuige [naam] bij de rechter-commissaris gehoord in aanwezigheid van de advocaat van verzoeker en de advocaten van de medeverdachten, mrs. Van Haneghem en H. Yilmaz;
  • de rechter-commissaris heeft bij gelegenheid van dat verhoor van de getuige [naam] vragen van de advocaat van verzoeker belet nu de rechter-commissaris die vragen te weinig concreet achtte;
  • de rechter-commissaris heeft tevens bij gelegenheid van dat verhoor van de getuige [naam] de advocaat van verzoeker verzocht om de getuige een foto te tonen om te voorkomen dat de vier personen, die zich allemaal Ali noemden, met elkaar verward zouden worden door de getuige;
  • de advocaat van verzoeker heeft tegen dat verzoek bezwaar gemaakt;
  • mr. Van Haneghem heeft, daarnaar gevraagd door de rechter-commissaris, aangegeven dat hij voornemens was de getuige [naam] op dezelfde wijze te willen bevragen als de advocaat van verzoeker had gedaan;
  • na enkele vragen van mr. Van Haneghem aan de getuige [naam] heeft de rechter-commissaris aangegeven dat hij de vraagstelling van mr. Van Haneghem te vaag achtte en mr. Van Haneghem verzocht het verhoor zo concreet mogelijk te maken;
  • hierop is het getuigenverhoor op verzoek van de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem onderbroken;
  • bij hervatting van het getuigenverhoor hebben de advocaat van verzoeker en
  • de rechter-commissaris heeft de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem verzocht om de gronden van de wraking zo spoedig mogelijk in te dienen ten behoeve van het opstellen van het proces-verbaal;
  • de rechter-commissaris heeft de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden zou voortzetten in het belang van het onderzoek en dat het de raadslieden vrij stond de verdere getuigenverhoren bij te wonen;
  • de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem hebben hierop aangegeven te verwachten dat de rechter-commissaris zijn werkzaamheden zou neerleggen en dat zij - na beraad - hebben beslist de verdere getuigenverhoren niet bij te wonen;
  • de rechter-commissaris heeft medegedeeld dat hij het getuigenverhoor van de getuige [naam] wilde afronden en daarna het proces-verbaal van dat getuigenverhoor, mede inhoudende het wrakingsverzoek van de raadslieden, zou opstellen;
  • de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem hebben aangegeven zich te verzetten tegen deze gang van zaken en zij hebben vervolgens het kabinet verlaten.
  • de rechter-commissaris heeft het getuigenverhoor voortgezet en heeft buiten aanwezigheid van de advocaat van verzoeker en van mr. Van Haneghem de getuigen [naam mede-verdachte] en [naam getuige 2] gehoord.
3.5
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter-commissaris op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
Wat betreft de processuele beslissingen van de rechter-commissaris geldt dat daaraan onvoldoende zwaarwegende aanwijzingen kunnen worden ontleend voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoeker ontstane vrees objectief gerechtvaardigd was. Het is immers de rechter-commissaris die de orde ter zitting, alwaar het getuigenverhoor wordt gehouden, bepaalt.
De beslissingen van de rechter-commissaris om vragen van de verdediging aan de getuige [naam] te beletten en het verzoek van de rechter-commissaris aan de advocaat om een foto aan de getuige te tonen, om te voorkomen dat er bij de getuige verwarring zou ontstaan over de vraag op welke Ali de vragen betrekking hadden, zijn niet onbegrijpelijk en leveren dan ook geen grond voor wraking op.
3.7
Ten aanzien van het handelen van de rechter-commissaris na het indienen van het wrakingsverzoek door de advocaat van verzoeker en mr. Van Haneghem, namelijk het voortzetten van het horen van getuigen in de strafzaak van verzoeker en het eerst na die verhoren opstellen van het proces-verbaal van het getuigenverhoor van de getuige [naam], welk proces-verbaal ook de gang van zaken rondom het ingediende wrakingsverzoek inhield, overweegt de rechtbank als volgt.
3.8
De ratio van het instituut van de wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van de rechterlijke partijdigheid. Als een verzoek tot wraking ter terechtzitting wordt gedaan, dient het onderzoek ter terechtzitting te worden geschorst en dient de gewraakte rechter zich in beginsel te onthouden van alle bemoeiingen in de zaak, die uitstel gedogen of door andere rechters kunnen worden verricht. Dit om te voorkomen dat bij degene die de wraking heeft verzocht de verdenking ontstaat dat de resultaten van die bemoeiingen ingegeven zijn door de gevreesde partijdige houding van de rechter. Dit uitgangspunt geldt evenzeer bij een voorgeleiding of een getuigenverhoor door de rechter-commissaris. Die voorgeleiding of dat getuigenverhoor bij de rechter-commissaris geldt in zoverre als een terechtzitting in de zin van artikel 513, vijfde lid, Sv.
De rechter-commissaris heeft aangevoerd dat hij in het belang van de voortgang van het onderzoek het getuigenverhoor heeft voortgezet, omdat de betreffende getuige pas verschenen is, nadat daarvoor door het kabinet van de rechter-commissaris de nodige moeite was gedaan en hij bovendien de gehele dag voor het getuigenverhoor had gereserveerd, alsmede dat hij anders het onderzoek niet zou kunnen afronden omdat zijn aanstelling bij de Rotterdamse rechtbank in verband met zijn benoeming tot raadsheer in het Gerechtshof Den Haag, binnenkort tot een einde zou komen.
De vraag kan worden gesteld of genoemde omstandigheden het niet nakomen van het voorschrift van artikel 513 lid 5 Sv - anders gezegd: of de rechter-commissaris met recht het belang van de voortgang van het onderzoek heeft laten prevaleren boven het belang van de verdediging tot schorsing van het onderzoek – rechtvaardigden.
Het antwoord op die vraag moet echter in het midden worden gelaten. Immers is niet aannemelijk geworden dat de rechter-commissaris nog andere motieven heeft gehad om het verhoor ondanks het wrakingsverzoek voort te zetten, dan die hij heeft aangevoerd, Die motieven getuigen op zichzelf niet van vooringenomenheid. Er is reeds daarom geen grond voor het oordeel dat bedoelde beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
Daar komt nog bij dat toen die beslissing door de rechter-commissaris genomen werd de wraking al een feit was.
3.9
De wraking is ongegrond. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

wijst afhet verzoek tot wraking van mr. R.J. de Bruijn.
Deze beslissing is gegeven op 18 november 2013 door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. E.D. Rentema en mr. L.A.C. van Nifterick, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- de rechter-commissaris mr. R.J. de Bruijn
- de advocaat mr. drs. A.W. Grijseels
- de officier van justitie mr. H.A. van Wijk