ECLI:NL:RBROT:2013:9123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
STR-13_962026_13112013
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van diefstal met geweld. De verdachte, geboren op een onbekende locatie en zonder woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. De officier van justitie, mr. M. Zwinkels, had gerekwireerd tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met een partiële vrijspraak voor de personenauto als voorbereidingsmiddel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte in de periode van 28 april 2013 in Nederland en Groot-Brittannië voorbereidingen had getroffen voor een gewapende overval in Parijs. Dit omvatte het verwerven van een stroomstootwapen, dat als zaklamp werd gepresenteerd, en het maken van concrete plannen voor de uitvoering van de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende opzet had op de diefstal met geweld en dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, zoals door de raadsman werd bepleit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de voorbereiding van diefstal met geweld en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de rechtsorde, en dat gewapende overvallen ernstige misdrijven zijn die veel onrust en onveiligheid veroorzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/962026-13
Datum uitspraak: 13 november 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2013.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 6 augustus 2013 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. M. Zwinkels heeft gerekwireerd tot:
  • partiële vrijspraak ten aanzien van de personenauto als voorbereidingsmiddel;
  • bewezenverklaring van het overige primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van
27 en28 april 2013 in Nederland en Groot-Brittannië, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van diefstal met geweld (artikel
312 WvSr) , opzettelijk een voorwerp, bestemd tot het in vereniging begaan van genoemd misdrijf, te weten een zaklamp zijnde een stroomstootwapen, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

Door de raadsman is primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er nimmer sprake is geweest van een concreet en serieus plan om een overval te plegen. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde mobiele telefoons en het vervoermiddel geldt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat deze bestemd waren voor het plegen van een in de tenlastelegging genoemd misdrijf. Voorts geldt ten aanzien van het stroomstootwapen dat het verwerven en voorhanden hebben daarvan niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Uit hetgeen zich in het dossier bevindt en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende.
In een telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte van 27 april 2013 om 21:56 uur wordt voor het eerst gesproken over “iets” dat zij in Parijs willen doen. In de gesprekken die daarop volgen, vertelt de verdachte dat zij in Parijs buiten voor een gebouw moeten wachten. Vervolgens moeten zij een persoon volgen en hem een elektrische shock geven, hem pakken en in de kofferbak van de auto stoppen. De medeverdachte vertelt dat hij de sleutel van het appartement zal pakken en daar “het ding” zal pakken en vervolgens in de auto zal zetten. Naar de rechtbank op grond van de verklaring van de medeverdachte van 8 mei 2013 begrijpt, wordt met “het ding” een koffer met geld bedoeld. Dan moet er naar een rustige plek worden gereden waarna de eerdergenoemde man uit de auto moet worden gegooid. Daarna moeten zij de nummerborden van de auto verwisselen en dan de nummerborden en de shocker (de rechtbank begrijpt: een stroomstootwapen) weggooien. In de gesprekken wordt voorts gesproken over het bedrag waar het om zou gaan en welk percentage de medeverdachte zou krijgen. Tevens vraagt de verdachte aan de medeverdachte om een shocker te regelen. Dit zou een voorwerp moeten zijn wat eruitziet als een zaklamp maar tevens een shocker is.
Direct na afloop van dit gesprek belt de medeverdachte met een vriend van hem genaamd [getuige] met de vraag of hij zijn “hele lieve zaklamp” mag lenen. Er wordt afgesproken dat de medeverdachte tussen 10 en 11 uur de volgende dag langs zal komen om de zaklamp op te halen. Hierna belt hij de verdachte met de mededeling dat de apparaten zijn geregeld en dat hij het morgenochtend tussen 10 en 11 uur kan ophalen. De volgende dag om 11:06 uur belt de medeverdachte wederom met de verdachte en vertelt hem dat hij onderweg is om de spullen op te halen. Uit locatiegegevens van de mobiele telefoon van de medeverdachte blijkt dat zijn telefoon op zondag 28 april 2013 in Leimuiden is geweest, de woonplaats van [getuige]. Voorts heeft [getuige] verklaard dat de medeverdachte die dag een zaklamp bij hem heeft opgehaald.
Namens de verdachte is door de raadsman naar voren gebracht dat er sprake is van twee verschillende scenario’s/opzetjes van de verdachte die weliswaar beide betrekking hebben op de koffer met geld in Parijs, maar verder los van elkaar moeten worden gezien. Het eerste scenario (het Israel–verhaal) gaat over een oplichting in scene gezet als een underground banktransactie. Daar gaan de telefoontjes over tot 27 april 2013. Vanaf het telefooontje over Parijs tussen de verdachte en de medeverdachte gaat het over een uit te voeren overval in Parijs door de verdachte en de medeverdachte, zij het dat het van de verdachte nooit de bedoeling is geweest om daadwerkelijk die overval te plegen.
Over beide scenario’s overweegt de rechtbank respectievelijk als volgt.
De verdachte heeft met betrekking tot het “Israel-verhaal” verklaard dat hij hierover reeds contact had gehad met het openbaar ministerie en de politie in Israel om de zaak aan hen weg te tippen in ruil voor het seponeren van de tegen hem aanhangige strafvervolging.
Gebleken is dat verdachte inderdaad contact heeft opgenomen met het openbaar ministerie in Israel over een koffer met geld in Parijs. De rechtbank constateert evenwel dat de Israëlische politie de informatie als onvolledig, onbetrouwbaar en niet bruikbaar heeft gekwalificeerd. Van het tot stand komen van een afspraak met het openbaar ministerie in Israel is dan ook niet gebleken. Dit wordt ook bevestigd door een sms van de verdachte aan zijn vrouw waarin hij iets schrijft in de trant van “Wat voor stommerds zijn dat? Ze willen dit niet in behandeling nemen”. De verdachte is na het contact met het openbaar ministerie/de politie ondanks het kennelijke gebrek aan medewerking van de Israëlische justitie bovendien gewoon verder gegaan met het realiseren van het doel van zijn plan, te weten die mensen in Parijs hun geld afhandig maken. Het hele handelen van de verdachte was gericht op het laten doorgaan van dat plan. Hierbij is voorts van belang dat de kennelijk bedoelde koffer met geld door de verdachte volgens diens eigen verklaring ook daadwerkelijk is gezien op een locatie in Parijs.
Met betrekking tot het ”informatiepositie-verhaal” vertelt de verdachte dat de medeverdachte mensen kende in Manchester waarmee hij (de verdachte) via de medeverdachte in contact wilde komen. Om de medeverdachte te paaien, heeft hij slechts de indruk gewekt dat hij met hem een overval wilde plegen. Dit was hij echter niet daadwerkelijk van plan en daarvoor was het verhaal zoals hij dat aan de medeverdachte heeft voorgehouden ook niet voldoende concreet. Er is op geen enkel moment sprake geweest van een serieus overvalsplan, zodat van een strafbare voorbereiding daartoe geen sprake kan zijn, aldus de verdachte.
De rechtbank is echter van oordeel dat uit bovengenoemde gesprekken wel degelijk blijkt van een voldoende concreet plan. De verdachte vertelt in de tapgesprekken duidelijk hoe de diefstal met geweld uitgevoerd moet worden en verzoekt de medeverdachte zelfs een stroomstootwapen te regelen om te gebruiken bij het beoogde misdrijf. Bovendien heeft de verdachte, zoals hiervoor ook reeds aangehaald, zelf verklaard dat hij het geld van de in zijn ogen slechte drugsdealers in Parijs wilde stelen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wel degelijk het opzet heeft gehad op de diefstal met geweld en dat een alternatief scenario van de verdachte niet aannemelijk is geworden.
Om te komen tot een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen bestemd zijn tot het begaan van het voorbereide misdrijf. In de jurisprudentie zijn drie criteria ontwikkeld die maatgevend zijn om te beoordelen of een voorwerp bestemd is tot het begaan van het beoogde misdrijf. Het gaat daarbij om de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen, het gebruik daarvan en het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de
autoniet vastgesteld kan worden dat die gebruikt zou worden bij de beoogde diefstal met geweld. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de raadsman eens dat dit eveneens geldt voor de
mobiele telefoons en simkaarten. In dit verband wordt tevens overwogen dat de telefoons en simkaarten weliswaar bij de voorbereiding van de overval zijn gebruikt, maar dat niet is gebleken dat zij ook zouden worden gebruikt bij de overval zelf.
Het op vrijspraak gerichte verweer van de raadsman dat ziet op het verwerven en voorhanden hebben van een
stroomstootwapenwordt verworpen.
Uit de tapgesprekken blijkt dat de medeverdachte bij diens vriend [getuige] een zaklamp, die ook gebruikt kan worden als stroomstootwapen, heeft geregeld. Uit de context van het telefoongesprek van de medeverdachte met [getuige] blijkt ook dat het niet gaat om een reguliere zaklamp. Immers na het verzoek tot het lenen van de ‘hele lieve zaklamp’ vraagt hij ‘ Heb je nog zoiets?’ , waarna [getuige] zegt ‘uh kleiner, uh ik heb 2 klappers om mee te slaan’.
De medeverdachte vertelt vervolgens zelf telefonisch aan de verdachte dat de apparaten zijn geregeld en hij bevestigt dat het ‘een sterke’ is en dat als het niet werkt hij ‘hem’ een ‘stoot’ geeft. Voorts zegt hij dat ze daarom niet meer eerst naar Duitsland hoeven, de plek waar volgens de verdachte de stroomstootwapens wel (anders dan in Nederland) te koop zijn. De medeverdachte vertelt de verdachte dat hij het de volgende dag tussen 10 en 11 kan ophalen. Zoals eerder vermeld blijkt uit de locatiegegevens van de mobiele telefoon van de medeverdachte dat zijn telefoon op zondag 28 april 2013 in Leimuiden is geweest. Door de aldaar wonende [getuige] wordt vervolgens bevestigd dat de medeverdachte de volgende dag inderdaad een zaklamp bij hem heeft opgehaald. Dat het hierbij om meer dan een gewone zaklamp is gegaan acht de rechtbank aannemelijk op grond van voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waarbij voorts betekenis toekomt aan het feit dat de medeverdachte de verklaring van [getuige] hierover niet – waar dat in medeverdachtes lezing denkbaar was – bevestigt.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is dit voorwerp zonder meer geschikt om een beroving te plegen. Dat het stroomstootwapen deze bestemming in dit geval ook daadwerkelijk had, blijkt uit de taps waarin door de verdachte wordt verteld dat het beoogde slachtoffer een elektrische shock moest krijgen om hem in de kofferbak te kunnen stoppen. Dat het stroomstootwapen bij de aanhouding van de verdachten niet is aangetroffen, doet aan de bewezenverklaring van het verwerven en voorhanden hebben in de daaraan voorafgaande periode niet af.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte de intentie heeft gehad en voorbereidingen heeft getroffen om samen met een ander een diefstal met geweld te plegen. Een feit waarop meer dan acht jaar gevangenisstraf is gesteld. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van diefstal met geweld.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Vrijwillige terugtred
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit (subsidiair) ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat er sprake was van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, aangezien het beoogde misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
In het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn geen concrete aanwijzingen gebleken waaruit de door de verdachte gestelde terugtred blijkt. Door de verdachte en zijn medeverdachte wordt meerdere malen gesproken over het beoogde misdrijf en wat daarvoor geregeld moet worden. Aan het treffen van de voorbereidingen is door de medeverdachte, na opdracht daartoe van de verdachte, ook concreet invulling gegeven. Uit niets blijkt dat de verdachte het regelen van het stroomstootwapen heeft tegengehouden dan wel dat hij hiertoe een poging heeft gewaagd. Op het moment dat de verdachte zich op 28 april 2013 in het vliegtuig richting Nederland bevindt, belt de medeverdachte hem en deelt hem mede dat als ze vandaag vertrekken, zij niet meer terugkomen maar dat hij meegaat naar het andere land. De verdachte verklaart dus weliswaar dat hij niet meer van plan was om het beoogde misdrijf door te zetten maar deze verklaring achteraf vindt geen enkele ondersteuning.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van verdachtes wil afhankelijk. Derhalve is er geen sprake van vrijwillige terugtred, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander voorbereidingshandelingen verricht voor een diefstal met geweld op een persoon in Parijs door een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp te verwerven en voorhanden te hebben. Het is niet aan de verdachte en zijn medeverdachte, maar aan externe factoren te danken dat een dergelijke gewapende overval, met alle mogelijke ernstige gevolgen van dien, niet heeft plaatsgevonden. Gewapende overvallen zijn zeer ernstige misdrijven die een forse inbreuk maken op de rechtsorde en veel gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Voor de slachtoffers hiervan zijn dit bijzonder traumatische ervaringen. Vanwege de ernst van dergelijke feiten heeft de wetgever ook de voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar gesteld. De verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de impact van een gewapende overval op het slachtoffer toen hij samen met zijn medeverdachte voorbereidingen trof voor een dergelijke overval. De rechtbank acht het schijnbare gemak waarmee de verdachte en zijn medeverdachte spreken over de voorbereiding van de overval en vervolgens een wapen regelen zeer verontrustend.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd 19 juli 2013 in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. De rechtbank komt daarmee op een lagere straf uit dan die is geëist door de officier van justitie. Dit hangt zowel samen met de omstandigheid dat de rechtbank de verdachte van meer onderdelen van de
tenlastelegging heeft vrijgesproken maar ook met de omstandigheid dat zij de met het bewezenverklaarde feit gemaakte inbreuk op de rechtsorde kennelijk enigszins anders waardeert.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 46, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. T.B. Trotman en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2013.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 13 november 2013:

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair,
hij in of omstreeks de periode van 18 april tot en met 28 april 2013 te
Oegstgeest en/of Amsterdam en/of Purmerend en/of Leimuiden en/of Schiphol
en/of Katwoude, in elk geval in Nederland en/of Groot-Brittannië,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van diefstal met geweld (artikel
312 WvSr) en/of bedreiging met geweld en/of afpersing (artikel 317 WvSr),
althans van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
(een) voorwerp(en), (een) stof(fen), (een) informatiedrager(s), (een)
ruimte(n) en/of (een) vervoermiddel(en) bestemd tot het in vereniging begaan
van genoemd(e) misdrij(f)(ven), te weten (onder meer)
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of simkaart(en), en/of
- een of meerdere (vuur)wapen(s), te weten een zaklamp (zijnde een
stroomstootwapen),en/of
- een of meerdere personenauto(s),
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair,
medeverdachte [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 18 april tot en met 28 april 2013 te Oegstgeest en/of Amsterdam en/of Purmerend en/of Leimuiden en/of Schiphol
en/of Katwoude, in elk geval in Nederland en/of Groot-Brittannië, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van diefstal met geweld (artikel 312 WvSr) en/of bedreiging met geweld en/of afpersing (artikel 317 WvSr), althans van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
(een) voorwerp(en), (een) stof(fen), (een) informatiedrager(s), (een) ruimte(n) en/of (een) vervoermiddel(en) bestemd tot het in vereniging begaan van genoemd(e) misdrij(f)(ven), te weten (onder meer)
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of simkaart(en), en/of
- een of meerdere (vuur)wapen(s), te weten een zaklamp (zijnde een stroomstootwapen) en/of
- een of meerdere personenauto(s),
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
welk vorenomschreven feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode 18 april tot en met 28 april 2013 te Oegstgeest en/of Amsterdam en/of Purmerend en/of Leimuiden en/of Schiphol en/of Katwoude, in elk geval in Nederland en/of Groot-Brittannië,
opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen,
te weten:
- door inlichtingen met betrekking tot het te plegen misdrijf en/of de voorbereiding hiervan aan medeverdachte [medeverdachte] ter beschikking te stellen, te weten inlichtingen met betrekking tot de locatie en/of de bereikbaarheid van het potentiele slachtoffer en/of de wijze van uitvoering, en/of
- door aan medeverdachte [medeverdachte] betaling van een geldsom als beloning te beloven.