ECLI:NL:RBROT:2013:8845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
10/692142-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van twee jonge kinderen onder zorg van de verdachte

Op 11 november 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als pleegmoeder verantwoordelijk was voor de zorg van twee jonge kinderen. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van deze kinderen gedurende een periode van meer dan vier jaar, van 1 april 2008 tot en met 13 september 2012. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk pijn en letsel had toegebracht aan de kinderen door hen te slaan met verschillende voorwerpen, waaronder een riem, slipper, stok, pollepel en haar hand. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat haar handelen vanuit opvoedkundig oogpunt te rechtvaardigen was, en dat zij onder druk stond van culturele en religieuze overtuigingen. De rechten van de kinderen op bescherming tegen kindermishandeling, zoals vastgelegd in artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, werden zwaarder gewogen dan de rechten van de verdachte op vrijheid van cultuur en godsdienst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat zij onder psychische overmacht handelde, en dat haar langdurige en stelselmatige mishandeling van de kinderen niet te rechtvaardigen was. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De uitspraak benadrukte de ernst van de mishandeling en de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de veiligheid van de kinderen in haar zorg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/692142-13
Datum uitspraak: 11 november 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte],
raadsman mr. G.A.S. Maduro, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2008 tot en met 13 september 2012 te Rotterdam, telkens opzettelijk mishandelend meerdere kinderen (
dieverdachte verzorgde en opvoedde als behorende tot haar gezin), te weten [slachtoffer 1] ([geboortedatum slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] ([geboortedatum slachtoffer 2]), meermalen, telkens
- met een riem of een slipper of een stok/lat of een houten pollepel, of met de hand tegen het lichaam heeft geslagen en
- met een paraplu, tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- met haar, verdachtes, vlakke hand in het gezicht, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor langere duur met de blote knieën op meerdere stenen blokken heeft gezet en vervolgens heeft laten zitten, waardoor deze letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit omdat er bij de verdachte geen opzet was om de kinderen pijn te doen of letsel toe te brengen, maar slechts om de kinderen te tuchtigen dan wel te corrigeren. In dit verband is aangevoerd dat de verdachte afkomstig is uit en opgegroeid is in [geboorteplaats] en zij een godsdienst aanhangt waarbij tuchtiging (met de harde hand) niet ongebruikelijk is. De verdachte doet een uitdrukkelijk beroep op de in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 27 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten genoemde rechten op vrijheid van godsdienst en cultuur.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De verdachte heeft de twee jonge aan haar zorg toevertrouwde kinderen stelselmatig en gedurende een lange periode geslagen met afwisselend een riem, een slipper, een stok/lat, een pollepel, een paraplu en de vlakke hand. Ook heeft zij de kinderen langdurig met blote knieën op stenen laten zitten. De uiterlijke verschijningsvorm van voornoemde handelingen brengt reeds met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte opzet moet hebben gehad op het toebrengen van pijn en of letsel en derhalve op de ten laste gelegde mishandeling van de kinderen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in de gegeven omstandigheden niet worden gesproken van een handelen van de verdachte dat vanuit opvoedkundig oogpunt zou kunnen worden verantwoord, ook niet in het licht van de culturele en religieuze achtergronden van de verdachte. De gedragingen van de verdachte, zoals bewezen verklaard, overstijgen in hoge mate de grenzen van hetgeen uit opvoedkundig oogpunt noodzakelijk of aanvaardbaar zou kunnen zijn. De rechten van de kinderen op bescherming tegen kindermishandeling zoals onder meer vervat in artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind dienen in deze bovendien zwaarder te wegen dan de rechten van de verdachte op vrijheid van cultuur en godsdienst.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
KWALIFICATIE
Het bewezen feit levert op:
Mishandeling, waarbij de schuldige het feit heeft begaan tegen een kind dat zij verzorgt en opvoedt als behorende tot haar gezin, meermalen gepleegd;
STRAFBAARHEID FEIT
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht.
De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat de verdachte afkomstig is uit en opgegroeid is in [geboorteplaats] en dat zij het Jehovageloof aanhangt. In zowel die cultuur als in die geloofsovertuiging is tuchtiging (met de harde hand) niet ongebruikelijk. Zowel vanwege haar cultuur als vanwege haar godsdienst bevond de verdachte zich onder een zodanige druk dat zij wel de kinderen moest corrigeren indien zij niet luisterden. De verdachte kon geen weerstand bieden aan de druk die zij voelde gezien haar eigen opvoeding en de religieuze beïnvloeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het slagen van een beroep op psychische overmacht dient vast komen te staan dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Dit betekent op de eerste plaats dat er een dermate ernstige druk moet zijn dat de wilsvrijheid van de betrokkene is aangetast. Indien dit het geval zou zijn, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of van de verdachte redelijkerwijs te vergen viel dat zij weerstand zou bieden tegen de druk van de omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel van dat het beroep op psychische overmacht niet kan slagen. In dit verband wordt overwogen dat sprake is van langdurige en stelselmatige mishandeling van twee kinderen zodat een beroep op psychische overmacht gelet op de voor daarvoor geldende maatstaven alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden aanvaard. De door de verdachte aangevoerde omstandigheden, die er op neer komen dat de verdachte verkeerde onder een cultuur- dan wel geloofsgerelateerde druk om de kinderen te tuchtigen, acht de rechtbank hiervoor onvoldoende.
Gezien het voorgaande zijn er evenmin omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte was pleegmoeder van de twee slachtoffers die op zeer jonge leeftijd (respectievelijk 2 en 5 jaar oud) bij haar zijn komen wonen. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het stelselmatig mishandelen van deze twee zeer jonge kinderen. De rechtbank acht het kwalijk dat de verdachte ze met verschillende harde voorwerpen heeft geslagen om hen – aldus de verdachte – te corrigeren in hun gedrag. Dergelijke handelingen passen geenszins in de opvoeding van de kinderen en gaan de zogenaamde ‘corrigerende tik’, voor zover die al zou zijn toegestaan, ver te buiten. De gebeurtenissen zijn voor de beide slachtoffers pijnlijk en beangstigend geweest, nu de mishandelingen hen door hun opvoeder zijn aangedaan en veelal in de eigen woning hebben plaatsgehad, terwijl de opvoeder en de eigen woning juist bij uitstek de plekken zijn waar kinderen zich veilig en geborgen moeten kunnen voelen. Naast het lichamelijk letsel hebben de kinderen hierdoor ook psychische schade opgelopen. De rechtbank acht de verdachte verantwoordelijk voor deze mishandelingen van de beide slachtoffers en rekent het de verdachte aan dat zij geweld heeft gebruikt tegen minderjarige kinderen, voor wie zij een verantwoordelijkheid had voor het bieden en handhaven van een veilige leefomgeving. Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze aan haar zorg toevertrouwde kinderen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat en strafmodaliteit in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte - zoals blijkt uit het rapport van de Reclassering Nederland over de verdachte van 19 augustus 2013 - in een sociaal isolement leeft. Zij is de Nederlandse taal niet machtig en beschikte niet over de sociale contacten die haar hebben gewezen op haar buitenproportionele handelwijze in het tuchtigen van de kinderen. De kans op recidive wordt voorts door de reclassering gering geacht nu de kinderen uit huis zijn geplaatst en verdachte geen structurele problemen lijkt te hebben met agressieregulatie. De reclassering concludeert om die reden dat reclasseringstoezicht en begeleiding niet nodig zijn en adviseert een voorwaardelijke straf gecombineerd met een werkstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is voorts in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat zij blijkens het op haar naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd 9 oktober 2013 niet eerder is veroordeeld.
De eis van de officier van justitie komt de rechtbank, ook gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, tamelijk fors voor. De rechtbank zal om die reden van de eis afwijken. De op te leggen straffen - te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur gecombineerd met een forse taakstraf - brengen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120(honderdtwintig)
uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116(honderdzestien)
urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 58 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.F. de Knoop, voorzitter,
en mrs. J.B. van den Beld en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kegreisz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2013.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 11 november 2013:
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 13 september 2012 te Rotterdam, (telkens) opzettelijk mishandelend een of meerdere kind(eren) (waarover verdachte het gezag uitoefende en/of verzorgde en/of opvoedde als behorende tot haar gezin), althans perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] ([geboortedatum slachtoffer 1]) en/of [slachtoffer 2] ([geboortedatum slachtoffer 2]), meermalen, althans eenmaal, telkens
- met een riem en/of een slipper en/of een stok/lat en/of een houten pollepel, althans een of meerdere harde voorwerp(en), en/of met de hand op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met een paraplu, althans een hard voorwerp, op/tegen de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- een bord op het hoofd van die [slachtoffer 1] (kapot) heeft geslagen en/of heeft laten vallen en/of
- met haar, verdachtes, (vlakke) hand(en) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (voor langere duur) (in de buitenlucht) met de (blote) knieën op een of meerdere (stenen) blokken heeft gezet en/of (vervolgens) heeft laten zitten, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;