In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Rotterdam, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft de herziening van een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke hulp, dat door de gemeente was toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om het pgb te herzien en een bedrag van € 1.367,84 terug te vorderen, omdat zij niet had aangetoond dat de ontvangen hulp per bank was betaald. De rechtbank oordeelde dat de eis van de gemeente om uitsluitend girale betalingen te accepteren, niet was neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift of als voorwaarde in de toekenningsbeschikking. De rechtbank concludeerde dat de herziening van het pgb niet kon worden gebaseerd op het enkele niet voldoen aan deze eis. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en droeg hen op opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht van € 42,- aan eiseres diende te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke motivering bij besluiten tot herziening van pgb's en de rol van beleidsregels in dit proces.