ECLI:NL:RBROT:2013:7230

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
C-11-100981 - FA RK 12-9195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot minderjarige kinderen en alimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij ook nevenvoorzieningen zijn verzocht met betrekking tot de minderjarige kinderen. De vrouw verzocht de echtscheiding uit te spreken en vroeg om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, alsook om een zorgregeling en alimentatie. De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de echtscheiding, maar verzocht de nevenvoorzieningen af te wijzen, met uitzondering van de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek te oordelen, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was.

De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald, nu zij toestemming heeft gekregen om met de kinderen naar Spanje te verhuizen. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de kinderen regelmatig contact met hun vader zullen hebben. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de man een bijdrage van € 184,80 per kind per maand moet betalen, en de partneralimentatie is op nihil gesteld, aangezien de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien in Spanje. De rechtbank heeft verder de verdeling van de huwelijksgemeenschap bevolen en bepaald dat elke partij de eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie 2
zaaknummer / rekestnummer: C/11/100981 / FA RK 12-9195
Beschikking van 7 juni 2013 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [adres vrouw],
verzoekster tevens verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.H. Silfhout te Dordrecht,
tegen
[de man],
wonende te [adres man],
verweerder tevens zelfstandig verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J. de Jong te Dordrecht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 november 2012;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 5 februari 2013;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, met bijlage, ingekomen ter griffie op 11 maart 2013;
- de brief van de advocaat van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
17 april 2013
- de brief van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
19 april 2013;
- het faxbericht van de advocaat van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 22 april 2013.
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 2 mei 2013. De zaak is gezamenlijk behandeld met het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met zaaknummer C/11/101451 / FA RK 12-9410.
Bij deze gelegenheid zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De vrouw heeft zich tevens laten bijstaan door een beëdigd tolk, mevrouw M.J. Denners.
1.3.
De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnota overgelegd.
1.4.
De na te noemen kinderen van partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
1.5.
De rechtbank heeft partijen tijdens de mondelinge behandeling van 2 mei 2013 verzocht een gezamenlijk ouderschapsplan op te stellen en over te leggen, met daarin beschreven zowel de situatie dat de kinderen naar Spanje verhuizen als de situatie dat de kinderen in Nederland blijven wonen. Op 22 mei 2013 is een brief van de advocaat van de vrouw ter griffie ingekomen, met daarbij gevoegd twee ouderschapsplannen, ieder door één van partijen opgesteld.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum + plaats].
2.2.
Vóór het huwelijk zijn uit de vrouw geboren de thans nog minderjarige kinderen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] en
- [kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2].
De kinderen zijn door de man erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over hen uit.
2.3.
In het kader van de voorlopige voorzieningen is er een beschikking gewezen waarbij de kinderen zijn toevertrouwd aan de vrouw. Daarnaast is er een zorg- en contactregeling bepaald waarbij de kinderen de ene week van woensdagavond 19:30 uur tot vrijdagavond 19:30 uur en de andere week van woensdagavond 19:30 uur tot zondagavond 19:30 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen bij de man verblijven.

3.Het verzoek en het verweer

Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de echtscheiding uit te spreken.
Zij heeft daarbij, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de volgende nevenvoorzieningen verzocht:
a. de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen;
b. een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de kinderen één keer per veertien dagen een weekend doorbrengen bij de man, van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:30 uur, alsmede een deel van de vakanties;
c. een kinderalimentatie van € 262,50 per kind per maand;
d. een partneralimentatie van € 450,-- per maand;
e. de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bevelen met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon.
Het verweer en het zelfstandig verzoek
3.2.
De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het verzoek tot echtscheiding. Hij heeft verzocht de hierboven onder a. tot en met d. vermelde verzoeken af te wijzen en het onder e. vermelde verzoek toe te wijzen.
3.3.
De man heeft daarbij de volgende nevenvoorzieningen verzocht:
A. de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 1] bij de man te bepalen en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 2] bij de vrouw te bepalen in het geval de vrouw geen vervangende toestemming verkrijgt om naar Spanje te verhuizen, en voor de situatie dat de vrouw alleen naar Spanje zal verhuizen, de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij de man te bepalen;
B. een zorgregeling vast te stellen in het geval de vrouw alleen naar Spanje verhuist waarbij de kinderen één weekend per vier weken naar Spanje zullen vliegen en de vrouw de kinderen één weekend per vier weken in Nederland kan bezoeken, waarbij de kosten voor de vliegtickets voor gezamenlijke rekening komen, dan wel, indien de vrouw toestemming verkrijgt om met de kinderen naar Spanje te verhuizen, te bepalen dat de kinderen één weekend per vier weken bij de man in Nederland zullen verblijven en de man één weekend per vier weken in Spanje de kinderen kan bezoeken, waarbij de kosten voor de vliegtickets gedeeld dienen te worden tussen partijen;
C. een kinderalimentatie van € 135,50 per kind per maand indien de vrouw alleen naar Spanje zal verhuizen en beide kinderen het hoofdverblijf bij de man hebben;
D. de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bevelen met benoeming van een notaris en onzijdige personen.
Het verweer tegen het zelfstandige verzoek
3.4.
De vrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van hetgeen onder A. en D. is verzocht. Voorts heeft zij verzocht de overige zelfstandige verzoeken van de man af te wijzen.

4.De beoordeling

Scheiding
4.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
4.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
4.4.
Op grond van artikel 815 lid twee van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid zes Rv).
4.5.
Hoewel aan partijen uitdrukkelijk is verzocht een gezamenlijk ouderschapsplan op te stellen, zijn er twee aparte ouderschapsplannen ingediend. Uit de begeleidende brief van de advocaat van de vrouw is gebleken dat partijen het echter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de verschillende situaties eens zijn. Partijen hebben overleg gehad over de verzorging en opvoeding van de kinderen en zijn vervolgens een taakverdeling overeengekomen, in die zin dat ieder van partijen één situatie in het door hem dan wel haar opgestelde ouderschapsplan heeft omschreven. Hieruit volgt dat partijen als ouders in gesprek zijn gegaan ten behoeve van het welzijn van de kinderen, hetgeen de achterliggende gedachte achter het opstellen en indienen van een ouderschapsplan is en dat zij op een aantal punten overeenstemming hebben bereikt, Gelet hierop zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
4.6.
Het verzoek tot echtscheiding, op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk, zal worden toegewezen.
Verblijfplaats
4.7.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn.
4.8.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd. Voorts heeft hij primair verzocht te bepalen dat, indien partijen beiden in Nederland blijven wonen, de minderjarige [kind 1] bij hem zijn hoofdverblijfplaats heeft en de minderjarige [kind 2] bij de vrouw. Subsidiair, voor het geval de vrouw alleen naar Spanje zal verhuizen, verzoekt hij de hoofdverblijfplaats van de beide kinderen bij hem te bepalen.
4.9.
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
4.10.
De rechtbank verwijst naar de beschikking in de zaak met zaaknummer C/11/101451 / FA RK 12-9410 en neemt over hetgeen zij heeft overwogen om tot haar beslissing in die zaak te komen. Nu aan de vrouw toestemming wordt verleend met de kinderen naar Spanje te verhuizen, zal worden beslist dat de kinderen van partijen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
4.11.
Beide partijen hebben verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen.
4.12.
Nu de kinderen de gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
4.13.
Zoals blijkt uit de brief van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 22 mei 2013, met als bijlage de twee ouderschapsplannen van partijen, zijn partijen het eens over de zorgregeling in de situatie dat de vrouw met de kinderen in Spanje zal gaan wonen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de kosten van het vervoer naar en het verblijf van de man in Spanje en de kinderalimentatie. De overeenstemming van partijen over de zorgregeling luidt, rekening houdend met de punten die nog tussen partijen in geschil zijn, als volgt:
“…
Artikel 3 Verzorging en opvoeding
3.1
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De kinderen wonen met moeder in Spanje, [plaats in Spanje].
Wanneer de kinderen met de moeder in Spanje wonen, zullen zij regelmatig contact hebben met hun vader.
De ouders zijn de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen:
[kind 1] en [kind 2] zullen een weekend per vier weken, van vrijdagavond tot en met zondagavond bij de man in Nederland verblijven.
De man zal een weekend per vier weken van vrijdagavond tot en met zondagavond in Spanje bij de kinderen verblijven.
Zodoende zien de man en de kinderen elkaar om de 14 dagen en zullen zij een weekend met elkaar doorbrengen.
Vliegtijden
De vliegtijden op vrijdag- en zondagmiddag zullen worden afgestemd op de schooltijden van de kinderen en er wordt rekening mee gehouden dat zij op zondagavond weer op tijd thuis zijn, om maandag naar school te gaan.
De kinderen zijn op vrijdagmiddag om 14.00 uur uit school, zodat zij rond 17.00 uur met het vliegtuig naar Nederland zullen vliegen en om uiterlijk 21.00 uur in Nederland aankomen.
Op zondagmiddag zullen de kinderen op dezelfde tijd terugvliegen, zodat zij ’s avonds op tijd thuis zijn.
Vliegtickets
De vrouw zal zorgdragen voor de aanschaf van de vliegtickets, wanneer de kinderen naar Nederland vliegen. De man zal zorgdragen voor de aanschaf van zijn vliegticket als hij naar Spanje reist.
De vrouw zal de kinderalimentatie van de kinderen ten bedrage van (…) gebruiken om de kosten van de vliegtickets van de kinderen te voldoen.
De meerdere kosten komen voor rekening van de vrouw.
De man zal zijn eigen ticket bekostigen.
Vakanties
Aangezien de kinderen bij de vrouw in Spanje verblijven, zullen de kinderen een groter gedeelte van de schoolvakanties bij de man verblijven. De schoolvakanties in Spanje zullen als volgt worden verdeeld:
-kerstvakantie.
In de oneven jaren zullen de kinderen tijdens de kerstvakantie de eerste week bij de vader in Nederland verblijven en de tweede week bij de moeder in Spanje. In de even jaren zullen de kinderen de eerste week bij de moeder in Spanje verblijven en de tweede week bij de vader in Nederland.
Voor de eerstkomende kerstvakantie zullen de kinderen van 21 december tot en met 30 december 2013 bij de man in Nederland verblijven.
-paasvakantie: (in 2014 van 12 april tot en met 21 april 2014).
De kinderen verblijven deze vakantie bij de man in Nederland in 2014 en de jaren erna.
-zomervakantie: van 20 juni tot en met 12 september 2014.
De kinderen verblijven in ieder geval zes weken tijdens de zomervakantie bij de man in Nederland. De vrouw zal zich flexibel opstellen voor de periode waarin de kinderen bij de man in Nederland zullen kunnen verblijven.
De kinderen verblijven van 21 juni tot en met 31 juli 2014 bij de man in Nederland.
De kinderen hebben in Spanje naast deze vakanties de volgende extra vrije dagen:
-vrijdag 6 december 2013;
-vrijdag 28 maart 2014;
-vrijdag 1 mei 2014.
Indien mogelijk zullen de kinderen op donderdagavond naar de man in Nederland vliegen, zodat zij een langer weekend met vader kunnen doorbrengen.
Indien specifieke, zwaarwegende omstandigheden dit vragen, kan de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de toekomst aangepast worden.
Onderhouden van contacten
Als kinderen bij de moeder in Spanje zijn, zal de moeder telefonisch- en emailcontact met de vader, mits dit geschiedt op een voor allen betrokkenen aanvaardbare wijze, niet in de weg staan. De moeder wil graag dat de kinderen goed contact met de vader onderhouden en zal het contact met de kinderen en vader stimuleren.
De moeder zal de kinderen in de gelegenheid stellen om regelmatig contact te hebben met hun vader via Skype, whatsapp en email.
De kinderen zullen elke dinsdag- en donderdagavond om 20.00 uur met hun vader contact hebben via Skype of email, of op ander nader overeen te komen dagen en/of tijdstippen. De moeder zal de kinderen hiertoe in de gelegenheid stellen.
…”
4.14.
De rechtbank zal overeenkomstig de door partijen overeengekomen zorgregeling beslissen.
Kinderalimentatie
4.15.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen van € 262,50 per maand per kind.
4.16.
De man heeft verzocht dit verzoek af te wijzen. Voor het geval de kinderen de hoofdverblijfplaats bij de man zullen krijgen, verzoekt de man een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 135,50 per kind per maand.
4.17.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.18.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen toepassen, nu de onderhoudsgerechtigden gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.19.
Nu beslist is dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben, is aan de voorwaarde waaronder het verzoek van de man tot het vaststellen van een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is gedaan, niet voldaan, zodat dit verzoek buiten behandeling blijft.
4.20.
Ter beoordeling van het verzoek van de vrouw terzake een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen, dient eerst de behoefte van de kinderen te worden bepaald. Daarna dient het aandeel van ieder van partijen in de kosten van de kinderen te worden berekend.
De behoefte
4.21.
De man betwist de hoogte van de behoefte zoals door de vrouw gesteld en hij plaatst vraagtekens bij de verdeling van die behoefte over beide ouders.
4.22.
Bij het bepalen van de behoefte aan een kinderbijdrage hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de tabel eigen aandeel kosten van kinderen en de richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen zoals deze vanaf 1 januari 2013 luidt. Daartoe dient allereerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen ten tijde van het huwelijk te worden bepaald, waarvan bij het bepalen van het eigen aandeel kosten kinderen moet worden uitgegaan. Het NBI is de som van het bruto-inkomen, inclusief vakantietoeslag en de werkelijke inkomsten uit vermogen, verminderd met de belastingen en premies die de onderhoudsgerechtigde daarover verschuldigd is, waarbij tevens de relevante heffingskortingen in aanmerking zijn genomen. Redelijke (aftrekbare) pensioenlasten en de premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering worden ook in aanmerking genomen, ongeacht of deze voortvloeien uit een collectief contract of een individuele pensioenregeling. Geen rekening wordt gehouden met de fiscale gevolgen van het zijn van eigenaar van een woning (eigenwoningforfait, fiscale aftrek van hypotheekrente, de voor de financiering van de woning noodzakelijke premies voor verzekeringen en aflossingen) en de bijtelling vanwege een auto van de zaak.
4.23.
Uitgangspunt voor het netto besteedbaar inkomen van partijen tijdens het huwelijk is het inkomen in 2012 nu partijen in augustus 2012 feitelijk uit elkaar zijn gegaan.
4.24.
De vrouw had tijdens de huwelijkse samenleving geen inkomsten uit arbeid. Haar inkomen bestond uit de algemene heffingskorting, die bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen van de man zal worden meegenomen.
4.25.
Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het NBI van de man, en dus het NBI van partijen, ten tijde van het huwelijk op een bedrag ter hoogte van
€ 2.987,-- per maand. Het inkomen conform de jaaropgaaf 2012 van € 50.149,-- bruto heeft hiertoe als uitgangspunt gediend. Volgens de jaaropgaaf is in voornoemd bedrag geen ingehouden bijdrage ZVW begrepen. Rekening is gehouden met de inkomensheffing in box 1, de bij te tellen heffingskorting partner, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
4.26.
Dit gegeven, gevoegd bij het ten aanzien van de kinderen toepasselijk aantal kinderbijslagpunten (8), levert een tabelbedrag op van € 661,62 per maand. Nu partijen tijdens het huwelijk geen recht hadden op kindgebonden budget, wordt de totale behoefte vastgesteld op € 661,62 per maand in 2012. Geïndexeerd naar 2013 bedraagt de behoefte dan € 672,87 per maand voor beide kinderen.
4.27.
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding dit eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld.
De rechtbank volgt ook in dit opzicht de richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het eigen aandeel kosten van kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + 850)]. Indien recht bestaat op fiscaal voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrekpost levensonderhoud kinderen, dient de draagkracht met dit bedrag te worden verhoogd. Voor de lagere inkomens (beneden een NBI van € 1.500,--) zijn vaste bedragen per categorie van toepassing.
De draagkracht van de vrouw
4.28.
De vrouw ontvangt thans een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand
.Het uitgangspunt bij alimentatiebepaling is, dat de onderhoudsplichtige voor zichzelf ten minste het bestaansminimum moet behouden naast een redelijk gedeelte van de draagkrachtruimte. Het bestaansminimum wordt bepaald door de bijstandsnorm, waarmee wordt bedoeld het bedrag dat de onderhoudsplichtige bij afwezigheid van eigen middelen van bestaan als bijstandsuitkering zou ontvangen. De vrouw heeft op dit moment derhalve geen ruimte om bij te dragen in de kosten van de kinderen.
4.29.
Ter zitting heeft de vrouw onweersproken gesteld dat zij, zodra zij naar Spanje verhuist, een baan heeft. Haar salaris bedraagt dan, zoals gebleken uit de het door haar overgelegde contract, in ieder geval € 1.300,-- per maand. Hoewel de man heeft aangevoerd dat het salaris van de vrouw niet geheel inzichtelijk is gemaakt, is door hem ingestemd om voor de berekening van de draagkracht van de vrouw uit te gaan van € 1.300,-- netto per maand. Bij inkomens tot € 1.500,-- per maand wordt de draagkrachttabel toegepast. Volgens de tabel kan de vrouw met ingang van de dag waarop zij in Spanje woonachtig is een bijdrage in de kosten van de kinderen voldoen van € 50,-- per kind per maand, zijnde
€ 100,-- in totaal per maand.
De draagkracht van de man
4.30.
De draagkracht van de man wordt berekend aan de hand van zijn huidige inkomen. De tarieven van 2013 worden toegepast. De bedragen worden afgerond op hele euro’s. De man werkt thans 38 uur per week bij de [werkgever man]. Op grond van de door hem overgelegde salarisspecificaties bedraagt het netto besteedbaar inkomen € 2.818,-- per maand. Dit is berekend aan de hand van de volgende financiële gegevens:
- het bruto maandsalaris van € 3.533,85;
- de VEB in PG van € 272,11 per maand;
- het vakantiegeld van 8% op jaarbasis;
- de eindejaarsuitkering van € 2.629,20 op jaarbasis.
De uitkering vindt in november plaats. Het cumulatieve bedrag dat is vermeld op de salarisstrook van maart 2013 is derhalve door vier gedeeld en vervolgens met twaalf vermenigvuldigd.
- de premies OP/NP van gemiddeld € 233,57 + € 13,17 = € 246,74 per maand;
- de premie VUT-equivalent van € 43,69 per maand;
- de premie AOP-BW(hoog) van € 2,-- per maand;
- de inkomensheffing in box 1;
- de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
4.31.
De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule, 70% x [2.818 – (0,3 x 2.818 + 850)] € 785,82 per maand.
4.32.
Indien de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voldoet van € 136,-- per kind per maand of meer, heeft hij recht op een forfaitair fiscaal voordeel van € 107,-- per maand voor twee kinderen. De totale draagkracht van de man bedraagt om die reden € 892,82 per maand.
Draagkrachtvergelijking
4.33.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 892,82 / 992,82 x 672,87 = € 605,10
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 100 / 992,82 x 672,87
= € 67,77
samen € 672,87
4.34.
De man maakt aanspraak op toepassing van een zorgkorting op de door hem verschuldigde kinderbijdrage. De rechtbank volgt ook in dit opzicht de richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid zorg. Nu de man gemiddeld drie dagen per week de zorg heeft voor de kinderen (vakanties meegerekend), geldt een percentage van 35%. Nu de behoefte € 672,87 per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 235,50 per maand.
Het aandeel van de man in de kosten van de kinderen bedraagt tengevolge van de zorgkorting dan € 369,60 per maand in totaal, zijnde € 184,80 per kind per maand.
Aanvaardbaarheidstoets
4.35.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling een beroep gedaan op de aanvaardbaarheidstoets.
4.36.
De man verzoekt rekening te houden met zijn betalingsverplichting jegens de hypotheekverstrekker daartoe stellende dat het de hypothecaire lening betreft welke door partijen is aangegaan voor de aankoop van de echtelijke woning. Hij kan zich van deze last niet bevrijden nu het verkopen van de woning in deze markt enerzijds zeer lastig zal zijn en anderzijds, indien het tot een verkoop komt, tot een restschuld zal leiden. De man stelt voorts dat de bijdrage die is vastgesteld op basis van de draagkrachtformule -mede vanwege deze lasten- voor hem tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, omdat hij bij het betalen van deze bijdrage met zijn inkomen niet meer in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan voorzien.
Tussen partijen staat vast dat de man de lasten verbonden aan de hypothecaire lening voldoet. Het betreft een bedrag van € 1.140,-- bruto per maand. De man is thans gerechtigd 50% van deze maandlast fiscaal in aftrek te brengen. De netto last kan mitsdien worden begroot op € 900,-- per maand. In het kader van de bovenstaande formule is rekening gehouden met een woonlast van 30% van € 2.818,--, te weten € 845,40 per maand. Tussen partijen staat vast dat de man de echtelijke woning toegedeeld zal krijgen in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Over hoe zijn woonlast er dan uit zal zien, is niets gesteld. Tussen partijen is echter in confesso dat de woning geen overwaarde heeft, zodat de man de hypothecaire lening niet zal hoeven te verhogen om de vrouw “uit te kopen”. Bovendien staat vast dat de hypothecaire lening, zodra deze op naam van de man staat en de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen, weer volledig fiscaal aftrekbaar is voor de man. Op dat moment zal de netto woonlast het bedrag van € 845,40 per maand, niet overstijgen. Gezien het geringe verschil in de werkelijke en de forfaitaire woonlasten berekend conform de formule, wordt geen aanleiding gezien om rekening te houden met een extra woonlast bij het bepalen van de draagkracht van de man, en daarmee van zijn aandeel in de kosten van de kinderen.
4.37.
Bij de bepaling van kinderalimentatie, wordt in tegenstelling tot hetgeen de man heeft gesteld, geen rekening gehouden met advocaatkosten. Deze kosten hebben geen voorrang op de onderhoudsverplichting jegens de kinderen van partijen.
4.38.
Wel zal in het kader van de aanvaardbaarheidstoets rekening worden gehouden met de kosten die de man genoodzaakt is te maken in het kader van de zorgregeling door de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Spanje. Eenmaal in de vier weken, met uitzondering van de vakanties waarbij de kinderen in Nederland verblijven, dient de man naar Spanje te vliegen en voor huisvesting voor hem en de kinderen zorg te dragen. De toepasselijke zorgkorting ziet niet op deze extra kosten. Gelet op het door de vrouw overgelegde overzicht van kosten van vliegtickets -nu de man de inhoud hiervan niet heeft betwist-, is het redelijk de kosten van de vlucht op € 130,-- per retourvlucht Nederland- Spanje te stellen. Uitgangspunt is dat de man, rekening houdend met de vakanties van de kinderen, tien keer per jaar naar Spanje gaat in het kader van de zorgregeling. Maandelijks betreft dit dus een kostenpost van € 108,33. Daarnaast zal de man twee overnachtingen per vier weken hebben in Spanje. Alles overziend, wordt het bedrag van € 300,-- per weekend, zoals opgenomen in het door de vrouw opgestelde ouderschapsplan redelijk en toereikend geacht om de zorgregeling, waarbij de man naar Spanje dient af te reizen, te bewerkstelligen. Dit komt neer op een totaalbedrag voor de reis en het verblijf van € 250,-- per maand.
De rechtbank is van oordeel dat de door de man genoemde financiële last voldoet aan de voorwaarden van de aanvaardbaarheidstoets en dat deze voor een bedrag van € 250,-- per maand bij het draagkrachtloos inkomen van de man in aanmerking dient te worden genomen.
De draagkracht van de man bedraagt derhalve 70% x [2.818 – (0,3 x 2.818 + 850 + 250)], zijnde € 610,82 per maand.
4.39.
Indien de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen voldoet van € 136,-- per kind per maand of meer, heeft hij recht op een forfaitair fiscaal voordeel van € 107,-- per maand voor twee kinderen. De totale draagkracht van de man bedraagt om die reden € 717,82.
Draagkrachtvergelijking
4.40.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 717,82 / 817,82 x 672,87 = € 590,59
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 100 / 817,82 x 672,87
= € 82,28
samen € 672,87
4.41.
De man maakt aanspraak op toepassing van een zorgkorting op de door hem verschuldigde kinderbijdrage. De rechtbank volgt ook in dit opzicht de richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid zorg. Nu de man gemiddeld drie dagen per week de zorg heeft voor de kinderen (vakanties meegerekend), geldt een percentage van 35%. Nu de behoefte € 672,87 per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 235,50 per maand.
4.42.
De eerder afgeleide bijdrage wordt verminderd met dit bedrag, zodat de man als kinderbijdrage aan de vrouw kan betalen een bedrag van € 355,09 per maand, zijnde
€ 177,55 per kind per maand.
4.43.
Het verschil tussen de in rechtsoverweging 4.42. berekende kinderbijdrage en de bijdrage zoals berekend in rechtsoverweging 4.34. is gering. Hieruit volgt dat de in rechtsoverweging 4.34. berekende kinderbijdrage voldoet aan de wettelijke maatstaven. Niet gebleken is dat deze bijdrage in dit specifieke geval onaanvaardbaar is, alle omstandigheden in aanmerking genomen. Het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets zal derhalve worden gepasseerd.
Gelet hierop zal aan de man een bijdrage in de kosten van de kinderen worden opgelegd van € 184,80 per kind per maand met ingang van de dag dat de vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist.
4.44.
Nu de voorlopige voorziening betreffende de kinderalimentatie zal eindigen op de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, zal er (hoogstwaarschijnlijk) een korte periode zitten tussen de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Spanje; de vrouw vertrekt immers nog in de zomervakantie. Ook in die relatief korte periode zal er in de kosten van de kinderen voorzien dienen te worden. Gelet de duur van de periode, het feit dat er in de omstandigheden ten opzichte van de voorlopige voorzieningen niets wijzigt tot aan de dag van de verhuizing en de omstandigheid dat bij de beschikking voorlopige voorzieningen is aangesloten bij de onweersproken draagkrachtberekening van de man, zal de rechtbank bepalen dat de man met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot aan de dag van de verhuizing een bedrag van € 222,-- per kind per maand, gelijk aan het bedrag in de beschikking van de rechtbank Dordrecht van 24 oktober 2012, dient te betalen.
De in deze beschikking bepaalde hoogte van de door de man te betalen alimentatie gaat in ieder geval in vanaf de dag dat de vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist, ook indien de echtscheidingbeschikking na de datum van vertrek wordt ingeschreven.
Partneralimentatie
4.45.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om van het alimentatieverzoek kennis te nemen.
4.46.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
4.47.
Met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot aan de dag van de verhuizing naar Spanje, wijzigt er niets ten aanzien van de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij bepaling van de partneralimentatie in de procedure voorlopige voorzieningen. Aangezien de periode, die is gelegen tussen de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en de verhuizing naar Spanje, relatief kort zal zijn, zal om die reden worden aangesloten bij de voorlopige voorzieningen. Aan de man wordt derhalve een partneralimentatie van € 225,-- per maand opgelegd tot aan de datum van de verhuizing naar Spanje.
4.48.
De vrouw heeft gesteld dat zij in Spanje werk heeft gevonden. Ter onderbouwing hiervan, heeft zij een contract van het bedrijf [bedrijfsnaam] overgelegd. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling vervolgens gesteld dat zij in Spanje in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Hieruit vloeit voort dat zij geen (aanvullende) behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud vanaf het moment dat zij in Spanje woonachtig is. Om die reden zal de partneralimentatie met ingang van de dag dat de vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist op nihil worden gesteld.
Verdeling
4.48.1.
Partijen hebben beiden verzocht de verdeling te bevelen van de tussen de partijen bestaande gemeenschap, ten overstaan van een notaris.
4.48.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
4.48.3.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
4.48.4.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen gemeenschappelijke nationaliteit in de zin van artikel 15 lid 1 van het Verdrag. Partijen hebben hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4 lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4 lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het recht van Nederland, van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
4.48.5.
De rechtbank zal conform de verzoeken van partijen beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
4.49.
Proceskosten
4.49.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksdatum + plaats];
5.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1], en [kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2],
bij de vrouw zal zijn;
5.3.
bepaalt dat tussen de man en voornoemde kinderen de zorgregeling zal gelden als opgenomen in rechtsoverweging 4.13. van de onderhavige beschikking;
5.4.
bepaalt dat de man, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot de dag dat de vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist, aan de vrouw ten behoeve van voornoemde kinderen een alimentatie zal betalen van € 222,-- (tweehonderd tweeëntwintig euro) per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
5.5.
bepaalt dat de man, met ingang van de dag dat de vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist, aan de vrouw ten behoeve van voornoemde kinderen een alimentatie zal betalen van € 184,80 (éénhonderd vierentachtig euro en tachtig cent) per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
5.6.
bepaalt dat de man met ingang van de dag, waarop deze beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot aan de dag dat vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist, ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van
€ 225,-- (tweehonderd vijfentwintig euro) per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
5.7.
bepaalt de door de man te betalen alimentatie ten behoeve van de vrouw met ingang van de dag waarop de vrouw met de kinderen naar Spanje verhuist op € 0,00 (nihil);
5.8.
beveelt partijen na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand met elkaar over te gaan tot verdeling van de gemeenschap;
Voor het geval partijen het binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding over de keuze van een notaris niet eens zijn, benoemt de rechtbank mr. A.H.W. van der Veen, notaris te Dordrecht, of diens waarnemer of opvolger als notaris voor wie de werkzaamheden van de verdeling van de gemeenschap zullen plaatsvinden op de door die notaris te bepalen tijd en plaats;
benoemt mr M.G. Hoogerwerf, advocaat te Dordrecht, tot onzijdig persoon om de man dan wel de vrouw te vertegenwoordigen indien een van hen in gebreke blijft op de door de benoemde of gekozen notaris bepaalde tijd en plaats te verschijnen, of verschenen zijnde, weigeren mocht aan de verdeling van de gemeenschap mee te werken;
5.9.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
5.10.
verklaart deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. de Lange-Tegelaar, mr. A. Buizer en
mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters, allen rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 7 juni 2013.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.