Op 23 juli 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoeker, mr. P. de Bruin, tegen de senior rechter die betrokken was bij een kort geding. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, met de bepaling dat een volgend verzoek niet meer in behandeling zou worden genomen. De argumenten van verzoeker waren voornamelijk gericht tegen de rechtspraak als geheel en de betrokkenheid van de rechtbank Rotterdam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde klachten te algemeen waren en geen specifieke aanwijzingen gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Verzoeker had onder andere gesteld dat er een belangenconflict bestond door de nevenfuncties van de rechter en de samenwerking tussen de rechtbank en de Stichting Bureau Jeugdzorg. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen juist gebruik maakte van het wrakingsmiddel, en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.