ECLI:NL:RBROT:2013:5656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
430414 / HA RK 13-749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding over jeugdzorg

Op 23 juli 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoeker, mr. P. de Bruin, tegen de senior rechter die betrokken was bij een kort geding. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, met de bepaling dat een volgend verzoek niet meer in behandeling zou worden genomen. De argumenten van verzoeker waren voornamelijk gericht tegen de rechtspraak als geheel en de betrokkenheid van de rechtbank Rotterdam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde klachten te algemeen waren en geen specifieke aanwijzingen gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Verzoeker had onder andere gesteld dat er een belangenconflict bestond door de nevenfuncties van de rechter en de samenwerking tussen de rechtbank en de Stichting Bureau Jeugdzorg. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen juist gebruik maakte van het wrakingsmiddel, en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 23 juli 2013
Zaaknummer: 430414
Rekestnummer: HA RK 13-749
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van
mr. P. de Bruin, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team handel (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij dagvaarding van 11 juli 2013 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam als eiseres verzoeker alsmede de heer [belanghebbende] gedagvaard te verschijnen voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op 23 juli 2013 te 13.00 uur, teneinde te worden gehoord op de door eiseres jegens hen in kort geding ingestelde civielrechtelijke vorderingen. Dit kort geding heeft als kenmerk 428390 / KG ZA 13-684 en zou op genoemde datum en tijdstip behandeld gaan worden ten overstaan van de rechter.
Bij faxbericht van 22 juli 2013 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van het hiervoor omschreven kort geding, waarin zich onder meer bevindt de inleidende dagvaarding.
Verzoeker en de rechter zijn verwittigd van de datum en het tijdstip waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, haar advocaat mr. Ü. Altintas-Gümüs, de heer [belanghebbende] en diens advocaat mr. R.W. de Gruijl is kennis gegeven van de indiening van het wrakingsverzoek en de zitting van de wrakingskamer.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 23 juli 2013.
Ter zitting van 23 juli 2013, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, de rechter en namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam mw. [X], mw. [Y] alsmede advocaat mr. Ü. Altintas-Gümüs. Tevens is verschenen de heer [belanghebbende] en diens advocaat mr. R.W. de Gruijl.
Verzoeker en de rechter hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Blijkens de brief van de waarnemend-president van de rechtbank Rotterdam mr. R.G. de Lange-Tegelaar van 16 november 2012 werkt de rechtbank goed samen met eiseres in het kort geding en met de raad voor de kinderbescherming.
2.1.2
De Raad voor de Rechtspraak is partner van de branche-organisatie van eiseres in het kort geding.
2.1.3
Eiseres in het kort geding is de bedriegende overheid ‘pur sang’.
2.1.4
De rechtbank Rotterdam heeft laten zien een loopje te nemen met belangen van minderjarigen in het algemeen en de dochter van gedaagde sub 2 in het kort geding in het bijzonder. Aangezien deze misstanden bij de rechtbank tevens onderwerp zijn van onderzoeksjournalistiek door Goede Nieuws bestaat er in deze een onoverbrugbaar belangenconflict. Er is in alle redelijkheid geen eerlijke en onafhankelijke rechtspraak te verwachten in deze. De rechtbank is partij, verknocht met eiseres in de hoofdzaak en niet onafhankelijk.
2.1.5
De rechtbank Rotterdam geeft gelegenheid tot gijzeling en/of misbruik en/of mishandeling en/of verwaarlozing van de dochter van gedaagde sub 2 door eiseres in de hoofdzaak.
2.1.6
De rechter is volgens het register van nevenfuncties tevens a) plaatsvervangend lid van het college van advies voor kerkrechtelijke rechtsaangelegenheden bij het College voor kerkrechtelijke rechtsaangelegenheden, Oud-Katholieke Kerk van Nederland; b) lid van de commissie voor het kerkrecht, Oud-Katholieke Kerk van Nederland; c) voorzitter beklagcommissie en lid commissie van toezicht van het Forensisch Centrum Teylingereind. Door dat laatste is de rechter tevens medewerker van een lid van de branche-organisatie van eiseres in de hoofdzaak en is zij collega van de advocaat in loondienst van eiseres in de hoofdzaak, hetgeen een ongeoorloofde belangenverstrengeling oplevert.
2.1.7
De rechtbank Rotterdam is in staat van psychosomatische stress geplaatst door terrorisme in de Nederlandse politiek en blijkens eerdere ervaringen is het gewoonte dat op verzoeker af te reageren, waardoor de rechtbank het zicht ontnomen heeft op de gijzeling en mishandeling, misbruik en verwaarlozing van de minderjarige dochter van gedaagde sub 2 door de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam.
2.1.8
De rechtbank dient terstond toepassing te geven aan artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De door verzoeker aan de wraking ten grondslag gelegde argumenten hebben in overwegende mate betrekking op de rechtspraak als geheel, de Raad voor de Rechtspraak, de rechtbank Rotterdam, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Stichting Bureau Jeugdzorg.
In die argumenten zijn geen aanwijzingen te vinden voor een gebrek aan onpartijdigheid bij de rechter bij de behandeling van het kort geding. Voor de observaties van verzoeker ten aanzien van de nevenfuncties van de rechter geldt hetzelfde.
Nu er aan het betoog van verzoeker geen aanwijzingen zijn te ontlenen voor een gebrek aan onpartijdigheid bij de rechter of een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde vrees voor een dergelijk gebrek aan onpartijdigheid, is de wraking ongegrond en moet het verzoek worden afgewezen.
3.3
Evenmin zijn in de door verzoeker aangevoerde argumenten aanknopingspunten aangetroffen die moeten leiden tot toepassing van artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering, zodat aan het daartoe strekkende verzoek van verzoeker geen gevolg wordt gegeven.
3.4
Gezien de aard en inhoud van de aan de wraking ten grondslag gelegde argumenten, die zeer algemene en brede klachten inhouden over de rechtspraak en het functioneren van de Rotterdamse rechtbank als geheel, die vervolgens zijn gezet in de sleutel van een tegen een bepaalde rechter gericht wrakingsverzoek, is de rechtbank van oordeel dat verzoeker geen juist gebruik maakt van het middel van wraking. Dit vormt voldoende grond voor toepassing van artikel 39, lid 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank zal daarom beslissen dat een volgend wrakingsverzoek in deze kortgedingzaak, gericht tegen mr. De Bruin als behandelend rechter niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. P. de Bruin;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze kortgedingzaak, gericht tegen mr. De Bruin als behandelend rechter, niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven op 23 juli 2013 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. A.N. van Zelm van Eldik en mr. W.J.J. Wetzels, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
  • verzoeker
  • mr. P. de Bruin
  • Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam
  • mr. R.W. de Gruijl