ECLI:NL:RBROT:2013:5150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
C/10/387311 / HA ZA 11-1921
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een statutair bestuurder van een Curaçaose vennootschap wegens onbehoorlijk bestuur en onrechtmatige daad

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van [gedaagde], de statutair bestuurder van de besloten vennootschap MEVA FORMWORKS CARIBBEAN B.V. (MFC), gevestigd te Curaçao. MFC heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens onbehoorlijk bestuur en onrechtmatige daad, waarbij MFC stelt dat [gedaagde] zonder overleg en verantwoording aanzienlijke bedragen uit het vennootschapsvermogen in privé heeft onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen MFC en [gedaagde] wordt beheerst door het recht van Curaçao, op basis van de Wet Conflictenrecht Corporaties. MFC vordert in conventie een bedrag van € 216.100,00 van [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. In reconventie vordert [gedaagde] een bedrag van € 99.484,00 van MFC, eveneens vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat er een comparitie van partijen zal plaatsvinden om de onttrekkingen en de rechtsverhouding tussen partijen verder te onderzoeken. De comparitie is gepland op 7 augustus 2013, waarbij [gedaagde] in persoon moet verschijnen en MFC vertegenwoordigd moet worden door haar statutaire bestuurder en iemand die goed op de hoogte is van de zaak. De rechtbank heeft MFC opgedragen om uiterlijk vier weken voor de zittingsdatum een Excel-overzicht te verstrekken met betrekking tot de onttrekkingen. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/387311 / HA ZA 11-1921
Vonnis van 26 juni 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar het recht van Curaçao
MEVA FORMWORKS CARIBBEAN B.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.A. Krips,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.J. op ’t Ende.
Partijen zullen hierna MFC en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte houdende vermindering van eis, met producties,
  • de akte van [gedaagde],
  • de akte uitlating producties van MFC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
MFC is opgericht op 25 juli 2006. Haar statutaire bestuurders zijn [gedaagde] (vanaf 3 november 2006) en [X] (hierna:[X]). Haar aandelen worden voor 50% gehouden door Meva Bekistingssystemen B.V. (hierna: MBS) en voor 50% door Curcon B.V. (hierna: Curcon), gevestigd op Curaçao.
2.2.
MBS is een besloten vennootschap naar Nederlands recht, gevestigd in Waddinxveen. Zij kent als statutair bestuurder [Y] (hierna: [Y]) en als gevolmachtigde [Z] (hierna: [Z]). [gedaagde] is op grond van een arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2004 tot september 2007 managing director van MBS geweest.
2.3.
Curcon is een besloten vennootschap naar het recht van Curaçao, gevestigd op Curaçao. Zij kent als statutair bestuurder[X].
2.4.
Op 4 november 2006 hebben [Y] en[X] (kennelijk namens respectievelijk MBS en Curcon) een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de aandeelhouders-overeenkomst) ondertekend die ziet op hun samenwerking ten aanzien van MFC. Hierin worden als managing directors aangewezen[X] en [gedaagde]. Achter de naam van [gedaagde] is opgenomen:
“Betreffende subsidie, algemeen advies, bedrijfskundige controlling etc.).”[gedaagde] heeft de aandeelhoudersovereenkomst niet mede ondertekend.
2.5.
MFC beschikte over een bankrekening bij ING Nederland met rekeningnummer 65.35.86.434 waarop [gedaagde] was gemachtigd (hierna de ING-rekening). Bankafschriften werden door ING verzonden naar het Rotterdamse privé-adres van [gedaagde]. Krachtens een schriftelijke machtiging van 27 augustus 2007 van[X], namens MFC, heeft [gedaagde] deze bankrekening geopend.
2.6.
Sinds 1 oktober 2007 is in het handelsregister geregistreerd de eenmanszaak Flingo International (hierna: Flingo), eigendom van [gedaagde].
2.7.
In het kader van het Programma Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) is door de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) met ingang van 1 september 2006, voor een periode van twee jaar, een subsidie verstrekt. MFC is een joint venture tussen MBS en Curcon ten behoeve van deze subsidieverlening. Op 16 juli 2007 is deze joint venture tot een einde gekomen. Curcon heeft sindsdien de volledige zeggenschap in MFC.
2.8.
Op briefpapier van MFS is op 30 augustus 2007 door[X] en [gedaagde] een overeenkomst ondertekend. Daarin staat onder andere dat de overeenkomst per 1 oktober 2007 (handgeschreven staat er dat dit 1 september 2007 moet zijn) aanvangt en dat deze doorloopt tot en met 31 augustus 2008. Hieraan is gehecht een excel-overzicht met daarin weergegeven een “overzicht salariskosten 2008”. Bij brief van 20 augustus 2008 bevestigt[X] namens MFC dat de overeenkomst met een jaar wordt verlengd. Verder bevestigt[X] in deze brief:
“De management vergoeding bedraagt, Nafl. 15.000 per maand.”
2.9.
Op voormelde ING-rekening zijn door de EVD uit hoofde van deze subsidie voor een totaal van € 206.000,00 op 20 november 2007, 8 december 2007, 18 juni 2008, 27 november 2008 en 14 februari 2009 bedragen overgemaakt.

3.De vordering in conventie

3.1.
Na eiswijziging vordert MFC dat [gedaagde] in conventie wordt veroordeeld aan haar te voldoen € 216.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2011 tot de dag van algehele betaling, de proceskosten plus rente alsmede de nakosten, een en ander bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.

4.Het verweer in conventie

4.1.
[gedaagde] concludeert dat de rechtbank de vorderingen van MFC zal afwijzen en dat MFC, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld in de proceskosten.

5.De vordering in reconventie

5.1.
[gedaagde] vordert dat MFC in reconventie, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis, wordt veroordeeld om aan hem te voldoen € 99.484,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata dan wel vanaf 7 december 2011 (dag van indiening eis in reconventie). Verder vordert [gedaagde] dat MFC wordt veroordeeld, op straffe van een dwangsom, de ten laste van hem gelegde conservatoire beslagen op te heffen. Als derde vordert [gedaagde] om MFC te veroordelen om de door hem te lijden en nog te lijden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2011 tot de dag van algehele betaling. Tot slot dient MFC in de proceskosten te worden veroordeeld.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
MFC concludeert dat de rechtbank de vorderingen van [gedaagde] zal afwijzen en dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

7.De beoordeling

in conventie en in reconventie
bevoegde rechter
7.1.
Partijen zijn het erover eens dat deze rechtbank bevoegd is van de onderhavige geschillen kennis te nemen. De rechtbank ziet ambtshalve geen reden daar anders over te denken.
toepasselijk recht
7.2.
MFC stelt primair dat [gedaagde] als statutair bestuurder van MFC zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en daarom aansprakelijk is jegens MFC. Op grond van artikel 3 onder d Wet Conflictenrecht Corporaties wordt deze rechtsverhouding volgens MFC beheerst door het recht van Curaçao nu MFC immers een Curaçaose (voorheen Antilliaanse) vennootschap is. Artikel 2:14 Nederlands-Antilliaanse/Curaçaose BW vormt de wettelijke grondslag van deze aansprakelijkheid. Subsidiair stelt MFC dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld op grond van de toen nog geldende Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad omdat de onrechtmatige gedragingen zich hoofdzakelijk hebben afgespeeld op Curaçao en de gevolgen hiervan zich daar overwegend manifesteren. [gedaagde] gaat niet in op de toepasselijkheid van het recht van Curaçao.
7.3.
De rechtbank overweegt het volgende. In Nederland gelden (in beginsel) geen geschreven regels over het toepasselijke recht in zaken binnen Koninkrijksverband. Analoog aan artikel 3 onder d van de Wet Conflictenrecht Corporaties (thans art. 10:119 BW) geldt dat Antilliaans (thans Curaçaos) recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen MFC en [gedaagde] als haar statutair bestuurder. Wat betreft hun rechtsverhouding, voor zover deze is gebaseerd op onrechtmatige daad, geldt dat naar analogie van artikel 3 van de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad/artikel 4 van de zgn. Rome II-Verordening, daarop ook het recht van Curaçao van toepassing is, hetgeen de rechtbank als volgt zal toepassen.
kern van het geschil
7.4.
Blijkens de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte houdende vermindering van eis in conventie wordt het procesdebat door MFC in conventie versmald. In haar eerdere processtukken was sprake van twee verwijten. [gedaagde] werd verweten dat hij de subsidiegelden van de EVD slecht had beheerd. Dit argument laat MFC nu grotendeels varen blijkens alinea 23 van deze conclusie:
“(…) [gedaagde] ziet over het hoofd dat het MFC er in de kern om gaat dat [gedaagde] zonder enig overleg en zonder enige verantwoording achteraf een aanzienlijk bedrag uit het vennootschapsvermogen van MFC in privé heeft onttrokken. Dergelijke onttrekkingen in privé zijn volstrekt ongeoorloofd,ongeacht of deze gelden afkomstig zijn uit een subsidiefonds en/of uit een andere bron van inkomsten.Dat is de basis waarop MFC haar vordering op grond van onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen baseert.”
7.5.
Aldus behoeft de rechtbank geen aandacht te besteden aan de uitgebreide stellingen van partijen over het vermeende financiële wanbeheer van [gedaagde] ten aanzien van de subsidiegelden. Kennelijk zijn die stellingen enkel relevante achtergrond, gelet op dit kernverwijt. De rechtbank constateert verder dat de discussie ziet op een aantal specifieke onttrekkingen die dienen te worden beoordeeld. De discussie in reconventie ziet deels op dezelfde posten.
Onttrekkingen
7.6.
De rechtbank acht het noodzakelijk, gelet op de hoeveelheid overgelegde financiële overzichten, het grote aantal onderwerpen alsmede de verweren van [gedaagde], om in het kader van een comparitie van partijen daarover gedegen met partijen te spreken. De rechtbank wil dit doen aan de hand van het [A]” (dat namens MFC verwarrend wordt aangeduid als het Tweede Overzicht) en de zogenaamde “Grootboekrekening”. De rechtbank draagt MFC op om ten behoeve van de comparitie van partijen een Excel-overzicht op te stellen waarin zij per post aangeeft, met verwijzing naar de relevante passage in haar processtuk en producties, om welke (inhoudelijke) reden sprake is van een ontoelaatbare onttrekking die tot schade leidt. Vervolgens zal [gedaagde] per post kunnen uitleggen wat zijn inhoudelijke verweer is, met verwijzing naar de relevante passages uit zijn processtukken, alsmede ten aanzien van welke posten de discussie in reconventie van belang is. Op die wijze kan de rechtbank op de zitting met partijen efficiënt post voor post doornemen. De rechtbank zal voor de comparitie extra tijd uittrekken en is voornemens kort daarna een vonnis te wijzen. Ter zitting zal de rechtbank een schikking beproeven.
7.7.
Verder wil de rechtbank nader geïnformeerd worden over de rechtsverhouding tussen MFC en [gedaagde] na de beëindiging van het statutair bestuurderschap, met name of al dan niet sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Van belang is voorts dat de rechtbank wil vernemen per welke datum het statutair bestuurderschap is geëindigd en waaruit dit blijkt, zulks om te kunnen beoordelen of deze zaak in conventie moet worden beslist op de primaire of op de subsidiaire grondslag.
Reconventionele vorderingen
7.8.
De rechtbank zal op de comparitie de reconventionele vorderingen doornemen, die deels verband houden met de in conventie gevorderde bedragen en deels door MFC worden erkend.

8.De beslissing

De rechtbank,
rechtdoende in conventie en in reconventie:
bepaalt een comparitie van partijen op
woensdag 7 augustus 2013 van 13.00 uur tot 17.00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125 te Rotterdam ten overstaan van mr. A.J.J. van Rijen,
bepaalt dat [gedaagde] in persoon dient te verschijnen en MFC door haar statutaire bestuurder en door iemand die inhoudelijk van de zaak goed op de hoogte,
bepaalt dat MFC uiterlijk 4 weken voor de zittingsdatum aan de rechtbank en aan [gedaagde] een Excel-overzicht dient te verstrekken als bedoeld in rechtsoverweging 7.6. van dit vonnis,
bepaalt dat partijen bovenvermelde aanwijzingen dienen op te volgen bij gebreke waarvan de rechtbank daaruit consequenties kan trekken,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.
1354/2542