In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) over opgelegde boetes voor overtredingen van de telemarketingregels. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. P. Burger, had in totaal € 135.000 aan boetes opgelegd gekregen wegens vermeende overtredingen van de Telecommunicatiewet. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak op 30 augustus 2012 geconstateerd dat er motiveringsgebreken waren in het besluit van de OPTA. De rechtbank heeft de OPTA de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen, wat leidde tot een nadere motivering van de opgelegde boetes.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak de motiveringsgebreken als hersteld beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de OPTA voldoende had gemotiveerd waarom in dit geval niet was volstaan met een waarschuwing, ondanks het feit dat in andere gevallen bij eerste overtredingen vaak een waarschuwing werd gegeven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de OPTA terecht had besloten om de overtredingen in twee perioden te splitsen en afzonderlijke boetes op te leggen, omdat de omstandigheden en de aard van de overtredingen wezenlijk verschilden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de boetes verlaagd tot een totaal van € 52.500, waarbij de rechtbank de opgelegde boetes voor de verschillende belbestanden heeft herzien. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres gegrond verklaard voor de ten onrechte vastgestelde overtredingen en de daarvoor opgelegde boetes, en heeft de OPTA veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.