ECLI:NL:RBROT:2013:10762
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissingen van de officier van justitie inzake administratieve sancties en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 december 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen beslissingen van de officier van justitie. Betrokkene had in vijf zaken beroep aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de officier van justitie van haar bezwaren tegen opgelegde administratieve sancties. De gemachtigde van betrokkene, mr. M.F. van Immerseel, voerde aan dat de termijn voor het indienen van het beroep verschoonbaar was, omdat betrokkene niet op de hoogte was van haar rechtsmiddelen. De kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, gezien de onjuiste rechtsmiddelenverwijzing in de initiële beschikking. Hierdoor werden de beslissingen van de officier van justitie vernietigd.
De kantonrechter behandelde ook de vraag of de administratieve sancties terecht waren opgelegd. Betrokkene had enkel ontkend de gedragingen te hebben verricht, maar de kantonrechter oordeelde dat deze ontkenning niet voldoende was om de sancties te weerleggen, vooral omdat de gedragingen waren vastgesteld door middel van flitspalen en meetapparatuur. De kantonrechter concludeerde dat de administratieve kosten die aan betrokkene waren opgelegd, op basis van een wettelijke regeling waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was om deze te matigen.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissingen van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de initiële beschikkingen ongegrond. Betrokkene kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.416,- toegewezen, die door de officier van justitie moest worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van correcte rechtsmiddelenverwijzingen en de noodzaak voor de officier van justitie om de hoorplicht in acht te nemen.