ECLI:NL:RBROT:2013:10654

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
2273974
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen na aanvaarding van erfenis door echtgenote

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een procedure waarin de ambtshalve ontslag van de bewindvoerder, [A], werd behandeld. De aanleiding voor deze beslissing was de aanvaarding van een erfenis door de vrouw van de bewindvoerder, wat door de rechtbank werd beschouwd als een gewichtige reden voor ontslag. De procedure begon met de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, die op 19 januari 2013 overleed. De vrouw van [A] was benoemd tot erfgename in het testament van de rechthebbende, wat leidde tot vragen over de integriteit van [A] als bewindvoerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] niet voldoende besef had van de eisen die aan een goed en integer bewindvoerderschap worden gesteld. Ondanks zijn argumenten dat het bewind al was geëindigd door het overlijden van de rechthebbende, oordeelde de kantonrechter dat de handelwijze van [A] in strijd was met de integriteitseisen die aan zijn functie verbonden zijn. De kantonrechter heeft daarbij ook de rol van de vrouw van [A] in het bewind en de nauwe samenwerking tussen hen in overweging genomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om [A] ambtshalve te ontslaan als bewindvoerder en Stichting De Rotonde te benoemen als opvolgend bewindvoerder. Deze beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures die kunnen volgen. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en onafhankelijkheid in de rol van bewindvoerder, vooral in situaties waarin persoonlijke belangen in het spel zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2273974
Bm-nummer: BM 8109
uitspraak: 21 augustus 2013
beschikking van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam,
inzake het bewind over de goederen van
[rechthebbende]
wonende te [adres],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna: rechthebbende.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij beschikking van 28 maart 2011 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind gesteld/is een mentorschap over rechthebbende ingesteld/is rechthebbende onder curatele gesteld, met benoeming van [A], wonende te [woonplaats], tot bewindvoerder/mentor/curator.
1.2
Bij brief, met bijlagen, van 13 juni 2013 heeft de rechtbank met betrekking tot een (andere) zaak waarin [A] als bewindvoerder en mentor had opgetreden en waarbij de desbetreffende rechthebbende (hierna: betrokkene) was overleden een klacht ontvangen van een erfgename van betrokkene (hierna: de klacht).
1.3
Bij brief, met bijlagen, van 28 juni 2013 heeft [A] gereageerd op de klacht.
1.4
In verband met de klacht heeft op 9 juli 2013 een gesprek plaatsgevonden tussen de kantonrechters mr. C.H. Kemp-Randewijk en mr. L.J. van Die enerzijds en [A] en zijn vrouw anderzijds. Hiervan zijn gespreksnotities opgemaakt.
1.5
Naar aanleiding van dit gesprek heeft [A] bij brief van 10 juli 2013 gereageerd.
1.6
De rechtbank heeft [A] bij brief van 26 juli 2013 opgeroepen voor een mondelinge behandeling in alle zaken waarin hij als bewindvoerder, mentor of curator is benoemd.
1.7
De mondelinge behandeling heeft op 1 augustus 2013 ten overstaan van onderstaande kantonrechter plaatsgevonden. Daarbij is [A] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.C.M. Ouwens, die gebruik heeft gemaakt van overgelegde pleitnotities.
1.8
De kantonrechter heeft de beslissing in alle zaken bepaald op heden.
Zaaknummer: 2273974

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
[A] heeft samen met zijn vrouw een vennootschap onder firma, die zich bezighoudt met bewindvoering en belastingadvisering. Daarnaast treedt [A] als door de rechtbank benoemde mentor en curator op. Zijn vrouw doet de administratie en andere financiële werkzaamheden. Voor het overige zijn er geen personen in dienst.
2.2
[A] en zijn vrouw hebben beiden, vooral in het kader van het mentorschap, veel direct persoonlijk contact gehad met betrokkene.
2.3
Op 19 januari 2013 is betrokkene overleden. Bij een op 8 mei 2012 door betrokkene gemaakt testament is de vrouw van [A] benoemd tot één van de twee erfgenamen. Haar deel van de nalatenschap betrof een (bruto)bedrag van € 252.375,00. Zij heeft de erfenis aanvaard.
2.4
Tussen de Branchevereniging van Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (hierna: BPBI) en [A] is vervolgens gecorrespondeerd over de toelaatbaarheid en de gevolgen van het aanvaarden van de erfenis.
2.5
Bij brief van 8 mei 2013 heeft de BPBI aan de advocaat van [A] onder meer het volgende bericht:
“In antwoord op uw brief van 28 maart jl. bevestigt het bestuur van de Branchevereniging hierbij, dat het lidmaatschap van uw cliënt - [A] V.O.F.- , zoals reeds in ons eerdere schrijven vermeld per 1 april 2013 door ons opgezegd is. Rekeninghoudend met een opzegtermijn van 3 maanden eindigt het lidmaatschap derhalve van rechtswege per 1 juli 2013.”

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewindvoerder ambtshalve ontslaan wegens gewichtige redenen. Voor de mentor en curator is hetzelfde bepaald in artikel 1:461 lid 2 BW respectievelijk artikel 1:385 lid 1 BW. De kantonrechter zal uit praktische overwegingen hieronder verder uitgaan van de situatie van bewindvoerderschap, maar hetgeen wordt overwogen geldt evenzeer in de situatie van mentor- en curatorschap. De vraag die voorligt, is of de handelwijze van [A] met betrekking tot de benoeming van zijn vrouw tot erfgename en de daaropvolgende aanvaarding van de erfenis een gewichtige reden oplevert die tot zijn ontslag moet leiden.
3.2
[A] heeft zich op het standpunt gesteld dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Daartoe is ten eerste aangevoerd dat het bewind door het overlijden van betrokkene en de goedkeuring van de eindrekening en verantwoording al was geëindigd. De kantonrechter had daarom, aldus [A], gelet op de Aanbevelingen Meederjarigenbewind E onder 5 op de klacht moeten laten weten dat de beoordeling daarvan zich beperkt tot het beheer in het tijdvak tussen de laatste goedgekeurde periodieke rekening en verantwoording en de datum van overlijden van betrokkene.
Zaaknummer: 2273974
3.3
De kantonrechter onderschrijft dit standpunt niet. De aanbeveling waarnaar [A] verwijst, ziet op vragen en opmerkingen over het beheer van de bewindvoerder in een bepaalde zaak, terwijl de klacht in een breder perspectief moet worden en is geplaatst. De aard van de klacht is namelijk zodanig dat deze zich niet in het bijzonder beperkt tot de zaak van betrokkene, maar zich uitstrekt over de handelwijze van [A] als bewindvoerder in het algemeen. Mede in aanmerking genomen dat [A] het bewind voert in een aanzienlijk aantal zaken, is dan ook voldoende aanleiding gezien de onderhavige procedure in te zetten.
3.4
Door [A] is verder naar voren gebracht dat hij op geen enkele wijze tekort is gekomen in zijn taken als bewindvoerder van betrokkene (of andere rechthebbenden). Daartoe geeft hij aan dat hij nooit heeft geweten dat zijn vrouw als erfgenaam zou worden benoemd. Bovendien is het zijn vrouw die de erfenis heeft ontvangen en aanvaard. Deze erfenis valt niet binnen de huwelijkse goederengemeenschap, zodat [A], al zou hij dat willen, het ook niet in zijn macht heeft om de erfenis te aanvaarden, te verwerpen of aan derden te schenken. Daarbij komt, aldus nog steeds [A], dat zijn vrouw de laatste wil van betrokkene respecteert, dat zij in de wet, noch het ongeschreven recht enige belemmering tot aanvaarding van de erfenis heeft gezien of ziet en dat haar handelen of nalaten de integriteit van [A] in het geheel niet beïnvloedt.
3.5
De kantonrechter overweegt het volgende. Of [A] pas na het overlijden van betrokkene bekend is geworden met de inhoud van haar testament, kan bij de beoordeling in het midden blijven. Dat [A], zoals gesteld, na kennis te hebben genomen van de benoeming van zijn vrouw advies heeft ingewonnen bij zijn advocaat en de notaris is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin bepalend. Het gaat namelijk in het bijzonder om het beeld dat [A] door de gang van zaken heeft neergezet, met andere woorden: of [A] met zijn handelen blijk heeft gegeven voldoende besef te hebben van de eisen die worden gesteld aan een goed en integer bewindvoerderschap.
3.6
Aan dit laatste kan ernstig worden getwijfeld. Hierbij wordt in acht genomen dat niet valt in te zien dat en in hoeverre in een geval als het onderhavige de integriteitstoets na beëindiging van het bewind door overlijden van betrokkene een andere zou behoren te zijn dan tijdens dat bewind.
3.7
Verder gaat de kantonrechter voorbij aan de door [A] benadrukte omstandigheden dat zijn vrouw de erfgename is en dat hij aan haar keuzes zou zijn gebonden, wat daarvan overigens ook zij. Door [A] is namelijk uitdrukkelijk naar voren gebracht dat, hoewel zijn vrouw formeel geen rol had binnen het bewindvoerder- en mentorschap, zij beiden én gezamenlijk een intensief contact hadden met betrokkene, dat zijn vrouw feitelijk een belangrijk deel van de mentortaken vervulde en dat van een vergelijkbare samenwerking ook in andere zaken sprake is. Niet kan daarom worden gezegd dat het gegeven dat zijn vrouw de erfgename is los kan en moet worden gezien van het optreden van [A] als bewindvoerder of mentor.
Zaaknummer: 2273974
3.8
Door zich ondanks het voorgaande te beroepen op het al geëindigde bewindvoerderschap, het feit dat zijn vrouw erft en het huwelijksgoederenregime heeft [A] er onvoldoende blijk van gegeven dat hij begrijpt waar de schoen wringt, te weten zijn eigen integriteit. Ook op zitting heeft [A] niet het besef getoond dat goed en integer (voormalig) bewindvoerderschap meebrengt dat alleen al de wetenschap van de benoeming van zijn vrouw tot erfgename hem had moeten bewegen tot een andere opstelling en keuze dan waartoe hij is overgegaan. Nu [A] dit aanhoudend heeft nagelaten, acht de kantonrechter zijn handelwijze een dusdanige schending van de eisen van goed en integer bewindvoerderschap dat moet worden geoordeeld dat, mede gelet op de aard van de schending, ook in alle andere bewindzaken, waaronder die van rechthebbende, sprake is van een gewichtige reden die het ambtshalve ontslag van [A] rechtvaardigt.
3.9
Dit alles leidt ertoe dat de kantonrechter [A] ambtshalve zal ontslaan als bewindvoerder van rechthebbende en de zich daartoe bereid verklaarde bewindvoerder Stichting De Rotonde (voorlopig) zal benoemen tot opvolgend bewindvoerder.
Beslissing
De kantonrechter:
ontslaat per heden [A], wonende te [woonplaats], als bewindvoerder over de goederen van rechthebbende;
benoemt per heden Stichting De Rotonde, gevestigd te Rotterdam (Postbus 5340, 3008 AH) als opvolgend bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.F. Milders en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
855
Ingevolge het bepaalde in artikel 806 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.