In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een procedure waarin de ambtshalve ontslag van de bewindvoerder, [A], werd behandeld. De aanleiding voor deze beslissing was de aanvaarding van een erfenis door de vrouw van de bewindvoerder, wat door de rechtbank werd beschouwd als een gewichtige reden voor ontslag. De procedure begon met de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, die op 19 januari 2013 overleed. De vrouw van [A] was benoemd tot erfgename in het testament van de rechthebbende, wat leidde tot vragen over de integriteit van [A] als bewindvoerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] niet voldoende besef had van de eisen die aan een goed en integer bewindvoerderschap worden gesteld. Ondanks zijn argumenten dat het bewind al was geëindigd door het overlijden van de rechthebbende, oordeelde de kantonrechter dat de handelwijze van [A] in strijd was met de integriteitseisen die aan zijn functie verbonden zijn. De kantonrechter heeft daarbij ook de rol van de vrouw van [A] in het bewind en de nauwe samenwerking tussen hen in overweging genomen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om [A] ambtshalve te ontslaan als bewindvoerder en Stichting De Rotonde te benoemen als opvolgend bewindvoerder. Deze beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures die kunnen volgen. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en onafhankelijkheid in de rol van bewindvoerder, vooral in situaties waarin persoonlijke belangen in het spel zijn.