ECLI:NL:RBROT:2012:BZ8072
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Twist over opzegging arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2012, staat de vraag centraal of de arbeidsovereenkomst tussen eiser, een matroos, en gedaagde, zijn werkgever, is opgezegd door de werknemer of door de werkgever. Eiser is op 6 januari 2010 in dienst getreden bij gedaagde, met een maandelijks loon van € 1.949,28, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. De situatie escaleert op 7 oktober 2011 tijdens een vaart, waarna eiser op 10 oktober het schip verlaat. Eiser stelt dat hij door gedaagde van boord is gezet, wat hij als een ontslag beschouwt, en wacht op een ontslagbrief die uitblijft. Hij meldt gedaagde op 17 november 2011 dat hij berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar niet in de wijze waarop dit is gebeurd. Eiser stelt dat gedaagde geen opzegtermijn in acht heeft genomen en dat hij schadeplichtig is, naast het niet volledig betalen van salaris en vakantiegeld.
Gedaagde voert verweer en stelt dat eiser op eigen initiatief het schip heeft verlaten. Gedaagde heeft eiser aangeboden om tot 12 oktober 2011 mee te varen, maar eiser heeft dit aanbod niet geaccepteerd. Gedaagde bevestigt het ontslag per brief van 27 oktober 2011 en heeft de afrekening van salaris en vakantiegeld tot 10 oktober 2011 verzorgd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde moet bewijzen dat eiser de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering door gedaagde, waarbij hij getuigen kan oproepen. De beslissing van de kantonrechter is dat gedaagde de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren van zijn stelling dat eiser de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.